De Blues doorheen de geschiedenis: The Forties - Pre-rock Era

Spotify afspeellijst

Wat vooraf ging


Begin 1940 raakt Amerika mee betrokken in de tweede wereldoorlog. Ook Jazz en Bluesmuzikanten worden te wapen geroepen. In 1941 start Franklin Roosevelt het “Fair Employment Comittee” met als doel de discriminatie in de werkgelegenheid op het thuisfront aan te pakken. In de zuidelijke staten kreeg dit pact echter weinig gehoor en ontstond er ernstig rassengeweld. Na de oorlogsjaren werd een belangrijk deel van het pact opnieuw ingetrokken.
De heropleving van de industrie, grotendeels door de oorlogsfabrieken, trok jonge country-bluesartiesten naar de stad. Goedkope elektrische gitaren kwamen beschikbaar en de muziek kreeg een elektrisch vonkje in de overgang naar de Rock 'n Roll. Bluescombo's gaven de muziek een meer stedelijk gevoel. In de jaren '40 werd ook de populaire saxofoon in de blues geadopteerd.

Ook de muziekindustrie onderging grote veranderingen. De "American Society Of Composers, Authors And Publishers (ASCAP)" – de SABAM van de VS  – werd door meerdere radiostations onder vuur genomen omwille van de hoge taksen die men moest betalen bij live-uitzendingen. Als alternatief werd "Broadcast Muzic Incorporated (BMI)" opgericht, een instituut dat ook meer aandacht schonk aan zwarte artiesten die voorheen genegeerd werden door de ASCAP.

In deze periode hadden artiesten geen rechten op de verkoopcijfers, ze werden eenvoudigweg betaald per opgenomen nummer. Om die reden gingen sommige muzikanten, ondanks hun exclusiviteitscontract, aankloppen bij meerdere platenlabels. Zo maakte John Lee Hooker onder meer ook platen onder de naam John Lee Booker en Birmingham Sam.
In 1942 ging een grote groep artiesten in staking tegen de platenlabels. Na een periode van 14 maanden werden de voorwaarden bij de labels versoepeld. Samen met de groeiende economie ontstonden ook nieuwe platenlabels, vaak gespecialiseerd in zwarte jazz, blues en gospel.

Billboard, het handelsblad van de platenindustrie, zocht naar een betere naam voor de term “zwarte muziek”. In 1942 noemden ze de lijst nog de “Harlem Hit Parade”, in 1945 veranderde de naam in “Race Records” en in 1949 ontstond uiteindelijk de naam “Rhytm and Blues”. In 1948 kwam er ook een nieuwe doch minder succesvolle stakingsgolf bij de muzikanten. Veel kleine platenlabels overleefden deze nieuwe strike echter niet.

Pass the biscuits, ‘cause it’s King Biscuit Time!


Op 21 november 1941 klonk vanuit radiostation KFFA in Helena voor het eerst de woorden "Pass the buiscuits, 'cause it's King Biscuit Time". Aan de radioknoppen zat "Sunshine" Sonny Payne, de DJ die Sonny Boy Williamson II en Robert Junior Lockwood een duwtje gaf tot de status van eerste mediasterren ooit. Het stadje Helena groeide uit tot "Little Chicago", een verplichte halte voor elke muzikant op weg naar de grote stad. Niemand minder dan Johnny ShinesRobert JohnsonHowlin' WolfSunnyland SlimMemphis Slim en Roosevelt Sykes werden er geboren of hielden er halt. De schare bluesmuzikanten luisterde overdag naar de radioshow - soms mochten ze de uitzending zelfs bijwonen - en 's avonds volgden ze Rice Miller naar zijn optreden. Onder hen ook Little Walter en Jimmy Rogers, muzikanten die later de sound van de Muddy Waters elektrische band mee zullen bepalen.

Gezien het grote succes volgden andere radiostations dit goede voorbeeld, waarna ook de verkoopcijfers van zwarte muziekplaten de hoogte in gingen. 

Robert Junior Lockwood (1915 - 2006)

tftuzu-robertlock-master       
Robert Junior Lockwood

Billy Boy Arnold Robert Junior Lockwood werd in 1915 geboren op boerderij in Arkansas ten westen van Helena. Op de familieboerderij stond een familie-orgel waarop Lockwood leerde spelen. De ouders van Robert waren gescheiden en op zijn zeventiende had zijn mama een relatie met de fameuze blueslegende Robert Johnson - Johnson was op dat ogenblik net teruggekeerd van zijn ontmoeting met de duivel in Hazlehurst.
Lockwood wou vooral zonder begeleiding kunnen spelen en pinde zich daarom vast op het orgelspel. Maar toen hij hoorde dat de muziek van Robert Johnson klonk alsof hij zichzelf op gitaar begeleidde, was Lockwood overtuigd om ook gitaar te leren spelen. Van Robert Johnson leerde hij het nummer "Mr. Down Child".

Robert Johnson
Hoewel slechts een jaar of vier ouder, was Robert Johnson als een vader voor Robert Lockwood en de beide mannen trokken samen op. Ooit speelde Robert Junior op de ene oever van de Sunflower River en Robert Johnson op de andere. De toeschouwers die zich op en rond de brug verzamelden, konden muzikaal de beide artiesten niet onderscheiden. Robert Lockwood is dan ook één van de zeldzame bluesgitaristen die de muziek direct geleerd heeft van Robert Johnson.

Hij verwierf de naam Robert Junior en in nummers als "Take a little walk with me" hoor je duidelijk geest van Robert Johnson nog ronddwalen. Robert Lockwood had de wilde duivels van Robert Johnson weliswaar wat getemd: het onderwerp ging nog steeds over vrouwen maar de muziek klonk minder "gejaagd" waardoor de polyritmische Delta blues toegankelijker werd voor de latere generatie bluesartiesten. 

Maar Robert Lockwood ontplooide zich ook los van Robert Johnson. Op een dag speelde hij in een park waar vlakbij ook de gasten van de Memphis Jug Band hun ding deden. Het was echter Lockwood die het publiek naar zich toe trok. Toen hij na zijn optreden de centen telde, kwam naast hem een man zitten die hem een band aanbood. “You raise hell with that goddammn guitar all by yourself”. En in de band van Bill Destruction leerde Robert Lockwood met een plectrum spelen: de transformatie naar leadgitarist was volledig. In het orkest van Count Basie verwierf Lockwood tenslotte een meer jazzy speelstijl.

Later werd Lockwood door Aleck Miller uit huis gehaald om samen te gaan toeren. De heren draaiden echter de cel in voor landloperij. Op vrijdag belandden ze tussen de muren, op zaterdag speelden ze al muziek van achter de tralies op de tweede verdieping. Het publiek gooide hen geld toe, de bewaker raapte het op en gaf het door maar stak een deel in eigen zak. Toch verdienden Lockwood en Miller die dag in hechtenis 400 dollar. De directeur sloot daarop een deal; ze mochten elke avond spelen voor blanken en geld ophalen. In ruil werden ze in de gevangenis voorzien van drank en vrouwen en werd hen lekker eten aangebracht uit de keuken van een naburig hotel!

Volgens Lockwood hielden blanken van blues, maar niet van de mensen die blues creëerden. Ze sloten de zwarten op om zeker te zijn dat ze voor hen muziek zouden maken.

In 1960 trok Junior Lockwood nog met Sonny Boy naar Ohio waar ze een ruim jaar samen musiceerden. Nadat de rusteloze Sonny Boy opnieuw vertrok, bleef Lockwood er samen met zijn vrouw en kinderen. Hij verdween uit de muziekwereld tot zijn herontdekking in 1970.

Sonny Boy Williamson II  (1912 - 1965)

c40bf077112c4301a114c47f43641e8c         
Sonny Boy Williamson II
Aleck Rice Miller, later gekend als Sonny Boy Williamson II, werd geboren onder de naam Aleck Ford. Hij hulde zichzelf graag in een mist van verwarring: zelf beweerde hij geboren te zijn in 1899, op zijn grafsteen staat 1908 en het beste bewijs laat 1912 vermoeden. Hij werd opgevoed door zijn mama en zijn stiefvader Jim Miller.  

Aleck Miller hield van Howlin' Wolf's mooie zus Mary Burnett en leerde bij de kloeke Wolf mondharmonica spelen. En omdat hij als baby de bijnaam "Rice" kreeg, noemde hij zichzelf Rice Miller. In 1941 had hij bij radiostation KFFA in Helena een eigen radioprogramma "King Biscuit Time" waarin hij zichzelf "Sonny Boy Williamson" noemde, naar de bekende Chicago-blues harmonicaspeler John Lee "Sonny Boy" Williamson. Om het onderscheid tussen beide te maken, verwijst men naar Aleck Rice Miller met de naam "Sonny Boy Williamson II". Sonny Boy werd dus nummer II, maar eigenlijk vond hij zichzelf nummer I. Het plagiaat leverde hem evenwel een flinke rechtszaak op. De zaak werd gesloten nadat Sonny Boy Williamson I in 1948 bij een roofoverval op straat werd doodgestoken.

Daarnaast trad hij ook op onder de artiestennamen Little Boy BlueAlex Willie WilliamsonBuzzard BeakThe GoatFootsieThe Talaho Blues Singer en Willie Miller. Hij had een lange gestalte en diepliggende hondenoogjes, hij was een havik met een agressief temperament, lichtgeraakt en opportunistisch ingesteld. Sonny Boy had ook steeds een fles whiskey op zak.

Maar Sonny Boy Williamson II was vooral een indrukwekkende muzikant die zong met een stem van schuurpapier en mondharmonica speelde met de kracht van een stoomlocomotief. Hij liet de ritmische stoten op zijn instrument naadloos overvloeien in een lang vocaal gehuil. En hij was een vlotte babbelaar... Omdat hij een eenzaat was, had hij een geheel eigen stijl ontwikkeld. Hij was ook een showman die speelde zonder handen, knippend met de vingers op de tegentijd, of spelend met de harmonica tussen de lippen alsof een sigaar rookte. Soms stopte hij zijn harmonica zelfs helemaal weg in de mond, waarbij hij een brede glimlach tevoorschijn toverde.

Pas in 1951 trok hij naar de opnamestudio waar hij voor Trumpet onder meer het nummer "Eyesight To The Blind" vereeuwigde, een song waarin hij zijn eigen harmonica-solo overroept met de woorden “What a woman! What a Woman!”. De eerste opnames van Sonny Boy Williamson tonen meteen het meesterschap van een heel ervaren muzikant.
 
In 1955 werd zijn contract overgenomen door de gebroeders Chess. De single "Don't Start Me Talking" scoorde een plaats aan de top van de bluesgeschiedenis. In 1963 toert Sonny Boy zelfs door Europa als ster van het "American Folk Blues Festival" waar hij de harten van de Britse bluesscene verovert, zijn nummer "Help Me" werd een bluesstandaard.


    Sonny Boy Williamson II had dus een indrukwekkende muziekloopbaan achter zich: in de beginjaren speelde hij samen met Robert Johnson en aan het einde speelde hij samen met onder meer Jimmy Page. In 1964 keerde Rice Miller terug naar Helena. Toen DJ Sonny Payne hem de vraag stelde wat hij daar deed, antwoordde hij dat hij terug was gekomen om te sterven. De radioshow ging gewoon door en niemand sloeg er acht op, maar op 25 mei 1965 werd zijn levenloze lichaam aangetroffen in zijn kamer. Sonny Payne, onder contract als DJ, heeft de hele show huilend verder afgewerkt. Op het graf van Sonny Boy Willamson ligt nog steeds een stapel verroeste mondharmonica's.

    Robert Nighthawk (1909 - 1967)

    In 1942 keerde Robert Nighthawk terug naar Helena om een radiouitzending voor Bright Star Flour op te starten. Bright Star Flour was de concurrent van de Interstate Grocery Company, de sponsor van Sonny Boy Williamson.

    Robert Nighthawk
    Robert Nighthawk was geboren onder de naam Robert Lee Mc Collum in 1909 en leefde als kind in de buurt van de plantages. Net als Sonny Boy Williamson groeide hij in zijn eentje op en reeds op zijn veertiende doolde hij alleen rond, een levensfase waarover hij stoeft in zijn meest gekende nummer "Prowling Nighthawk". Robert Nighthawk speelde aanvankelijk mondharmonica, maar wisselde al gauw zijn instrument voor de gitaar. Zijn leermeester, Houston Stackhouse, leerde hem het repertoire van Tommy Johnson waaronder "Big Road Blues", "Big Fat Mama Blues" en "Maggie Campbell”. Nighthawk leerde heel snel.

    In 1932 speelde ook Robert Nighthawk's broer Percy McCollum mee. Stackhouse vulde het duo aan op viool, op mandoline en als gitarist. Tijdens het toeren belandden ze echter onterecht in de gevangenis: de politie was op zoek naar drie zwarte mannen die drie blanke meisjes hadden aangerand. Het trio werd bedreigd en geïntimideerd en kon pas vrijkomen dankzij de tussenkomst van een agent die de muzikanten herkende. Voor Percy was de maat vol: hij had een schrik opgedaan en wou niet meer verder rondtrekken.

    Robert Nighthawk verliet daarop het zuiden van de delta. In Friars Point speelde hij een tijdje samen met de jonge John Lee Hooker. Nighthawk kwam echter in de problemen en veranderde zijn naam naar Mc Coy, de naam van zijn mama. Hij trok naar St. Louis en ontmoette Henry Townshend en Big Joe Williams die contacten had in Chicago. Daar speelde Nighthawk voor RCA Victor in een sessie met John Lee "Sonny Boy" Williamson. Sonny Boy Williamson I speelde er zijn hits "Good Morning School Girl" en "Blue Bird Blues", maar het was Robert Nighthawk die indruk maakte op producer Lester Melrose.

    Nighthawk had bij zijn aankomst in Helena dus al een goede reputatie opgebouwd met ook albums bij Bluebird en Decca, waar hij speelde onder naam Peetie’s Boy of Robert Lee McCoy. In 1937 bracht hij “Prowlin Nighthawk” uit op plaat, waarna hij ook zijn alias wijzigde naar Robert Nighthawk. Bij zijn terugkeer bracht hij een band mee waar Son Sims deel van uitmaakte. Sims was een violist die een pickup aan zijn viool fixeerde en zo als eerste versterkte violist op de radio debuteerde.

    Later luisterde Nighthawk veel naar Tampa Red en bewerkte hij diens "Anna Lou Blues" tot "Anna Lee". Ook de "Black Angel Blues" speelde Nighthawk in de stijl van Tampa Red. Beide nummers waren frequente verzoeknummers op de radio, ingevuld door Nighthawk waarna hij steevast de ether vulde met muziek in zijn eigen stijl.

    Howlin' Wolf (1910 - 1976)

    Howlin' Wolf
    Chester Arthur Burnett werd in 1910 vernoemd naar de 21e president van de Verenigde Staten. Op jonge leeftijd werkte hij al op een katoenplantage. De grootvader van Chester vertelde zijn kleinkinderen verhalen over de wolven in de omgeving. Omdat Chester daarbij huilend wegliep, kreeg hij van zijn familie de bijnaam "Howlin' Wolf". De bijnaam is vermoedelijk geïnspireerd door het nummer "Howlin' Wolf" van J.T. "Funny Paper" Smith.

    Als 11-jarige jongen werd Burnett door zijn moeder het huis uit gegooid, waarna hij onderdak zocht bij zijn oom die hem vervolgens fysiek mishandelde. Na twee jaar ontvluchtte hij het huis van zijn oom en liep 120 kilometer ver tot bij zijn vader. Zijn vader gaf hem op 18-jarige leeftijd zijn eerste gitaar, blues-pionier Charley Patton leerde hem het instrument te bespelen. Sonny Boy Williamson II was getrouwd met de stiefzus van Howlin' Wolf, van hem leerde hij de techniek om de mondharmonica te bespelen. Howlin' Wolf probeerde ook de jodelende zang van zijn idool Jimmy Rodgers te kopiëren.
    Wolf speelde ook nog samen met Robert JohnsonJohnny ShinesHoneyboy EdwardsSon House en met Willie Brown.

    Howlin' wolf verwierf faam verwierf met zijn rauwe stem en zijn krachtig grollen ("moaning") tijdens de zang.

    Tot aan zijn veertigste bleef Wolf werken als landbouwer in West Memphis, waarbij hij enkel in het weekend optredens verzorgde. Als bijverdienste werkte hij mee aan een reclameadvertentie op KWEM radio in West Memphis. Op die radiozender speelde hij later in een show, waardoor hij een platencontract kon binnen rijven.
    Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Burnett zijn eigen radioshow bij een lokaal station. Op die manier werd zijn rauwe en doorleefde stemgeluid ontdekt door Sam Phillips die de eerste opname van Howlin' Wolf organiseerde met onder meer "Moanin' At Midnight" en "How Many More Years". Onder de indruk van zijn rauwe stem en zijn krachtig kreunen ("moaning") boden de platenmaatschappijen tegen elkaar op om hem onder contract te krijgen. Howlin' Wolf kwam onder contract bij Chess Records en verhuisde naar Chicago.


    In 1952 reed Wolf in zijn eigen auto naar Chicago om zich aan te sluiten onder het label van Chess Records, het platenlabel opgericht door Marshall Chess. In de stad ontmoette hij Muddy Waters die hem introduceerde in de clubs. Er groeide een haat-liefde verhouding van respect en rivaliteit tussen beide grootmeesters in de blues.
    Samen met Muddy Waters was Howlin' Wolf de meest toonaangevende bluesmuzikant van de jaren '50 - grotendeels dankzij Willie Dixon die een dozijn aan hits schreef voor beide artiesten. Met zijn diepe grollende stem en zijn imposante postuur - 1,98m lang en 130 kilo zwaar, "Three hundred pounds of heavenly joy" - was zijn voorkomen op het podium indrukwekkend. Howlin' Wolf was een flamboyant entertainer en een toonaangevende artiest in de Chicago-bluesscene. Hij was ook een groot voorbeeld voor de Britse muziekgeneratie van de jaren '60. Toch leidde de man steeds een bescheiden leven en zorgde hij goed voor de mensen die voor hem werkten.

    Elmore James (1918 - 1963)

    In de late jaren '30 werd Elmore James als "guest star" uitgenodigd bij KFFA. Nog voor zijn legerdienst had Elmore James had al kennis gemaakt met Robert Johnson en met Sonny Boy Williamson II. Op de radio speelde hij Robert Johnson's "Dust My Broom", elektrisch versterkt en begeleid door een stevig rockende drum. Op de opname hoor je in de achtergrond bovendien de mondharmonica van Sonny Boy Williamson II. 

    Niettegenstaande Elmore af en toe mee speelde in de radioshows, werd hij eerder zenuwachtig in de studio en trad hij liever op in de Juke Joints. Hij ontwikkelde zich tot een legendarische gitarist die speelde met krachtige, schreeuwende riffs en zong met een hoge stem.

    elmore-james           
    Elmore James
    Elmore James groeide op in een gezin van sharecroppers en leerde zichzelf spelen op de snaar van een bezemsteel. Hij was een verlegen persoonlijkheid die door de opnametechnici over zijn schroom werd geholpen door hem te laten denken dat hij aan het repeteren was op het moment dat er eigenlijk opnames plaatsvonden. Aanvankelijk weigerde hij om van "Dust My Broom" een opname te maken - het nummer werd stiekem op tape gezet en uitgebracht. De song werd een monsterhit.

    Van de periode tussen 1929 en 1952 zijn van Elmore James geen opnames bewaard gebleven. In 1951 debuteerde hij met plaatopnames voor Trumpet Records, waarna hij zich ontpopte tot één van de exponenten van de Chicago blues. Elmore nam solo én met The Broomdusters meer dan 100 nummers op en werd weldra bekend als de "King of the Slide-gitaar". Met zijn rauwe, scheurende muziek en zijn soulvolle stem legde hij mee de rode loper uit voor de rock-'n-roll.

    Mede door zijn drinkgedrag leed Elmore James aan hartfalen. In 1963 overleed Elmore James aan een hartaanval, aan de vooravond van zijn comeback na een herstelperiode op het platteland.

    Little Walter (1930 - 1968)

    In Helena ontmoette Sonny Boy de 14-jarige Little Walter. Walter Jacobs had op dat ogenblik geen rooie duit: hij sliep 's nachts op biljarttafel en kreeg eten van de muzikanten en sigaretten van de gokkers. Little Walter imiteerde aanvankelijk John Lee Williamson en de invloed van Sonny Boy I was in zijn latere frasering zeker hoorbaar, maar eens in Helena raakte Little Walter helemaal in de ban van Sonny Boy Williamson II. Toen hij op een nacht werd aangevallen door een jonge vrouw met een mes, redde Sonny Boy II hem het leven en beide werden vrienden.

    Little%2BWalter%2B3         
    Little Walter

    Walter Jacobs werd in 1930 geboren bij een familie van sharecroppers in Marksville Louisiana. Toen hij acht jaar was leerde hij zichzelf op de mondharmonica spelen, toen hij twaalf was ruilde hij de schoolbanken voor een zwerversbestaan.

    Little Walter speelde samen met pianist Henry Hill en kreeg fans. Hij luisterde als jongeling ook naar de jump blues van Louis Jordan en speelde diens saxofoonsolo's na op de mondharmonica. Louis Jordan had op dat ogenblik een grote hit met "Caldonia".

    In 1945 kreeg Little Walter zijn eigen radioshow bij KFFA - Robert Lockwood was daar vertrokken voor een beter betaalde job bij de spoorwegen. Little Walter werd er op piano begeleid door Dudlow Taylor. Walter speelde speelde op de radio diepe blues met de lichte frasering die hij geleerd had van Louis Jordan en al gauw kreeg hij meer luisteraars en fans dan Sonny Boy - ook dat was één van de redenen waarom Sonny Boy uiteindelijk uit Helena wegtrok.

    Aan het eind van de jaren '40 maakte Little Walter zijn eerste eigen opnames. En omdat hij zich stoorde aan het feit dat de gitaren zijn mondharmonicaspel overstemden, begon hij versterkt te spelen waarbij hij gebruik maakte van veel oversturing. Na zijn eerste opnames voor een klein label kwam hij in 1948 terecht bij de band van Muddy WatersWillie Dixon schreef voor hem de hit "My Babe", een herwerking van "This Train" van Sister Rosetta Tharpe.

    De relatie met Sonny Boy bleef altijd heel gespannen: Little Walter noemde hem op een zeker ogenblik zelfs een lijkenpikker en een oude praatjesmaker; "a fake and a fraude". Little Walter was helaas ook drankverslaafd. Tijdens een toer in 1968 in Europa raakte hij betrokken in een gevecht waarna hij overleed op het appartement van zijn vriendin.

    Muddy Waters (1915 - 1983)

    Muddy Waters
    McKinley Morganfield aka "Muddy Waters" werd geboren 1915, maar toen hij drie jaar was, verhuisde zijn oma met hem naar de Stovall Plantage waar hij opgroeide en gedurende meer dan dertig jaar werkte. Muddy hoorde muziek weerklinken uit een plaatselijke juke joint en vanaf zijn dertiende begon hij ook zelf bluesmuziek te spelen. Muddy Waters leefde naar de normen een vrij comfortabel leventje: hij bestuurde een tractor op de plantage en verdiende 22,5 cent per uur, wat vrij veel was voor die periode.

    In 1941 kwamen twee mannen langs in de regio: John en Alan Lomax. Beide heren waren "field recorders": mannen die rond trokken met een bandopnemer om opnames te maken van lokale artiesten. Het waren John en Alan Lomax die voor de Library of Congress de eerste opnames maakten van Muddy Waters.  Die opnames zijn intussen legendarisch, je kan ze beluisteren op het album “The Complete Plantation Recordings”. Hoe Muddy Waters klonk op het platteland, kan je horen in het nummer “Country Blues”. De opname werd gemaakt op de Stovall Plantation, en je hoort Muddy Waters in de intieme, desolate setting van het platteland, met een knap stukje slide gitaar. En de gelijkenis met de country bluesmuziek van Robert Johnson is treffend.

    De opnames gaven Muddy een boost in zijn zelfvertrouwen: ook hij nam zich voor om het leven als sharecropper vaarwel te zeggen. Op een warme dag in 1943 vertrok hij uit het zuiden, hij nam de trein naar de grote stad, naar Chicago waar hij werk vond als vrachtwagenchauffeur voor een papierfabriek. En ‘s avonds trok hij naar de clubs om muziek te spelen.
    Muddy Waters zong in Chicago aanvankelijk dezelfde blues die hij op het platteland in zijn kindertijd had leren kennen. Maar in de grote stad speelde hij die muziek elektrisch versterkt - en alleen al die verandering, de elektrische versterking, die was immens. Muddy Waters kwam eerst terecht bij Columbia Records, maar het is bij de opnamestudio van de gebroeders Chess dat hij zijn legendarische carrière zal uitbouwen. Met zijn elektrische gitaar legde hij er de soliede basis van de Chicago Blues.

    Van Robert Junior Lockwood leerde Muddy de "Black Spider Blues" en maakte er in 1948 zijn "Mean Red Spider" van. Muddy Waters, die vasthield aan de rauwe deltablues, weigerde les te volgen bij de meer jazzy-georiënteerde Robert Lockwood. Muddy Waters coverde ook "Nine Below Zero" van Sonny Boy Williamson en leerde heel wat van Robert Nighthawk in de periode dat Nighthawk terug naar de Delta was getrokken. Als wederdienst zorgde Muddy er in '49 voor dat Nighthawk "Anna Lee" en "Sweet Black Angel" kon opnemen voor Chess Records. Muddy en Nighthawk hadden wel een verschillende stijl: Muddy bleef veel dichter bij de Deltablues van Son House en Robert Johnson.

    De weg was hobbelig, maar in de rauwe stad Chicago stelde Muddy Waters zich veel stoerder op, met de borst vooruit en met een flink stukje machoïsme eiste hij zijn plaats op in de blueswereld. Hij kwam terecht bij Leonard Chess, eigenaar van Aristocrad Records en later Chess Records. Muddy Hij liet zich omringen door een luidruchtige band met drum en bas aan zijn zijde, hij speelde een elektrisch overstuurde shuffle die je omver blaast. Zo werd hij in een combo verenigd met met Little Walter en Jimmy Rogers, later ook met Otis Spann en met de roemrijke tekstschrijver Willie Dixon.
    Muddy Waters zong over seks en over voodoo, en over zijn eigen bovennatuurlijke seksuele aantrekkingskracht. Willie Dixon schreef trouwens voor Muddy Waters het krachtige en welbekende nummer “I'm your Hoochie Coochie Man". De sound van de "Chicago Blues" was geboren..


    Neen, Muddy was  geen “boy” meer, de stad maakte van hem “a man”, a  “Mannish Boy”. Dit is 1955. 



    In 1958 toert Muddy Waters door Groot Brittannië en Europa waar hij voor het eerst voor een blank publiek speelt. 


    Muddy Waters overleed in 1983. Hij bleef zijn hele leven analfabeet.

    John Lee Hooker (1917 - 2001)

    John Lee Hooker was de zoon van een "sharecropper". Op jonge leeftijd verhuisde hij vanuit de Mississippi Delta naar Detroid, een stad waar John Lee met zijn unieke gitaarstijl al gauw faam maakte, ondanks het feit dat de piano er domineerde.
    Hooker speelde aanvankelijk de bluesstijl van de Mississippi Delta, maar hij hield zich geenszins aan een strak matenschema noch aan een vast ritme - vaak tot grote frustratie van de bandleden waarmee hij het podium deelde. Omdat het voor zijn begeleiding soms zelfs onmogelijk was om zijn tempowissels bij te houden, stampte John Lee Hooker het ritme met zijn voet op een houten pallet. De stompende, dreunende en hypnotiserende bluesstijl van John Lee Hooker was geboren.

    Het opnemen van nummers in een platenstudio bracht voor de zwarte muzikant maar weinig geld in het laadje. Ondanks het feit dat John Lee Hooker contractueel gebonden was, pendelde hij ´s avonds tussen de verschillende platenstudio´s met varianten van zijn eigen nummers die hij vaak onder een nieuw pseudoniem liet opnemen. Zo werden zijn platen onder meer uitgebracht onder artiestennaam "John Lee Booker", "Johnny Lee", "John Lee", "John Lee Cooker", "Texas Slim", "Delta John", "Birmingham Sam and his Magic Guitar", "Johnny Williams" en "The Boogie Man".

    John Lee Hooker stotterde, maar dat was in zijn muziek niet te merken. Aanvankelijk werd de muziek van John Lee Hooker zelfs gekenmerkt door een half-gesproken zangstijl die het label “Talking Blues” mee kreeg. Later speelde hij meer stompende boogiewoogie. Zijn bekendste nummers zijn “Boogie Chillen” uit 1942 en "Boom Boom" uit 1962.
    John Lee hooker overleed in juni 2001. Hij had een immense invloed op de blues en bleef tot het einde van zijn levensloop op geregelde tijdstippen goede muziek uitbrengen.



    T-bone Walker (1910 - 1975)

    Geboren in Texas (V.S.) in 1910 was T-Bone Walker één van de meest invloedrijke bluesmuzikanten van het begin van de twintigste eeuw. T-Bone startte zijn muzikale carrière als "lead-boy" van Blind Lemon Jefferson. Hij was één van de eerste muzikanten die de elektrische gitaar in de hand nam, met een geluid dat de komende jaren de blues zou typeren.


    In 1942 werden de eerste opnames onder de naam "T-Bone Walker" gemaakt, het jaar nadien had hij zijn eerste hit met "Call It Stormy Monday". T-Bone Walker werd een nationale attractie dankzij zijn acrobatische stunts; hij zette zich tijdens de nummers met de benen in spreidstand en bespeelde als eerste de gitaar met de tanden. Hij had ook een belangrijke invloed op de drie Kings: B.B. King, Albert King en Freddie King.

    Lightnin' Hopkins (1912 - 1982)

    Sam John Hopkins werd geboren in Houston (Texas) in 1912. Hopkins verkocht op achtjarige leeftijd zijn ziel, niet aan de duivel maar aan Blind Lemon Jefferson, om sedertdien de blues door zijn aderen te voelen stromen. Toen hij in 1946 een duo vormde met Wilson "Thunder" Smith, kreeg hij de bijnaam "Lightnin'".

    Lightnin' Hopkins - of "Poor Lightnin'", zoals hij zichzelf graag noemde - was een groot vernieuwer van de Texas Blues. Hij maakte zeer rustgevende muziek die niet de klassieke 12-maten volgt. Hij wordt ook beschouwd als een van de pioniers van de elektrische gitaar, een instrument dat hij net als de akoestische gitaar op een heel eigen manier bespeelde. Ondanks het feit dat hij een echte huismus was en zich nooit ver buiten Houston begaf, zijn Hopkins' platen nu over de hele wereld bij bluesliefhebbers populair.

    Lightnin' Hopkins
    Hopkins' discografie is nogal onoverzichtelijk omdat zijn muziek op meer dan 25 labels is uitgebracht. Hij tekende ook nooit contracten vanwege een diepgeworteld wantrouwen jegens "the white man"; liever liet hij zich per opgenomen song betalen. Dat leidde ertoe dat hij veel teksten bedacht op het moment van opnemen (zoals hij dat zelf noemde "air music") op bestaande melodieën. Hij veranderde zijn tekst bij iedere nieuwe uitvoering, nooit klonk een song identiek aan wat hij eerder liet horen.