King Biscuit Time
Pass the biscuits, ‘cause it’s King Biscuit Time!
Op 21 november 1941 klonk vanuit radiostation KFFA in Helena voor het eerst de woorden "Pass the buiscuits, 'cause it's King Biscuit Time". Aan de radioknoppen zat "Sunshine" Sonny Payne, de DJ die Sonny Boy Williamson II en Robert Junior Lockwood een duwtje gaf tot de status van eerste mediasterren ooit. King Biscuit Time is intussen het langst lopende radioprogramma aller tijden en nog steeds brengen de radiogolven vanuit KFFA een ode aan de bluesmannen van weleer.
Pass the biscuits, 'cause it's King Biscuit Time!
In de jaren '40 was Helena met zijn 9000 inwoners een kleine versie van bluesstad Chicago; nagenoeg 70% van de inwoners was van Afro-Amerikaanse afkomst. Vanuit Arkansas en de Mississippi Delta trokken zwarten naar het noorden op zoek naar werk en zowel de katoenhaven van Helena als de Chrysler fabriek boden er opportuniteiten.
In november 1941 begon Sam Anderson op de tweede verdieping van de gebouwen van Floyd Truck Lines, aan de aanlegsteiger van de ferry, een radiostation met de naam "KFFA" . Toen de vijftienjarige schoenmaker Sonny Payne vernam dat op de radio ook een tijdslot werd vrijgemaakt voor seksueel geladen, rauwe zwarte muziek, twijfelde hij geen seconde om zich aan te melden als DJ. Al gauw klopten ook twee ambitieuze bluesmuzikanten op de deur: Robert Lockwood had als bluesgitarist reeds enkele opnames gemaakt voor Bluebird in Chicago, Aleck Rice Miller was nog een nobele onbekende.Rice Miller en Robert Lockwood stapten het radiostation binnen en deden een stoutmoedig voorstel: zij waren bereid om een programma te vullen met hun bluesmuziek, op voorwaarde dat ze daarbij ook mochten aankondigen waar ze 's avonds live te beluisteren waren. De eigenaar ging akkoord met deze slimme martketing-truc en Max Moore van de Interstate Grocery Company werd aangesproken als sponsor. Het bedrijf was de producent van King Biscuit Flour: Sonny Boy en Robert Lockwood werden de "King Biscuit entertainers" en gaven vanaf die dag een gigantische boost aan de populariteit van KFFA.
Pontiac Blues
Zwarte en blanke luisteraars
Toen het radiostation KFFA nog niet bestond, werd in Helena voornamelijk blues gespeeld in de zwarte buurt nabij de haven, en in bars met een pooltafel en veel bier. Ook in de buurt van de spoorweg weerklonk er altijd wel bluesmuziek. Dergelijke oorden werden echter niet bezocht door blanken, zij kwamen dus ook niet in contact met de blues. Dankzij KFFA bereikte de muziek van de zwarten niet enkel een hele generatie zwarte landarbeiders in de noordelijke delta van de Mississippi, ook blanken luisterden via de radiogolven naar de blues. Blanke madammen telefoneerden naar het programma om een nummer aan te vragen. Ze wouden wel anoniem blijven: “Als mijn man mijn naam hoort, vermoordt ie me”. Voor hen ging een geheel nieuwe wereld open.
Stomme opname uit 1942, met Robert Lockwood op gitaar en Sonny Boy op mondharmonica
Robert Junior Lockwood (1915 - 2006)
Robert Junior Lockwood |
Lockwood wou vooral zonder begeleiding kunnen spelen en pinde zich daarom vast op het orgelspel. Maar toen hij hoorde dat de muziek van Robert Johnson klonk alsof hij zichzelf op gitaar begeleidde, was Lockwood overtuigd om ook gitaar te leren spelen. Van Robert Johnson leerde hij het nummer "Mr. Down Child" dat later zowel door hem als door Sonny Boy Williamson II zou vertolkt worden.
Robert Johnson |
Maar Robert Lockwood ontplooide zich ook los van Robert Johnson. Op een dag speelde hij in een park waar vlakbij ook de gasten van de Memphis Jug Band hun ding deden. Het was echter Lockwood die het publiek naar zich toe trok. Toen hij na zijn optreden de centen telde, kwam naast hem een man zitten die hem een band aanbood. “You raise hell with that goddammn guitar all by yourself”. En in de band van Bill Destruction leerde Robert Lockwood met een plectrum spelen: de transformatie naar leadgitarist was volledig. In het orkest van Count Basie verwierf Lockwood tenslotte een meer jazzy speelstijl.
Later werd Lockwood door Aleck Miller uit huis gehaald om samen te gaan toeren. De heren draaiden echter de cel in voor landloperij. Op vrijdag belandden ze tussen de muren, op zaterdag speelden ze al muziek van achter de tralies op de tweede verdieping. Het publiek gooide hen geld toe, de bewaker raapte het op en gaf het door maar stak een deel in eigen zak. Toch verdienden Lockwood en Miller die dag in hechtenis 400 dollar. De directeur sloot daarop een deal; ze mochten elke avond spelen voor blanken en geld ophalen. In ruil werden ze in de gevangenis voorzien van drank en vrouwen en werd hen lekker eten aangebracht uit de keuken van een naburig hotel!
Volgens Lockwood hielden blanken van blues, maar niet van de mensen die blues creëerden. Ze sloten de zwarten op om zeker te zijn dat ze voor hen muziek zouden maken.
In 1960 trok Junior Lockwood nog met Sonny Boy naar Ohio waar ze een ruim jaar samen musiceerden. Nadat de rusteloze Sonny Boy opnieuw vertrok, bleef Lockwood er samen met zijn vrouw en kinderen. Hij verdween uit de muziekwereld tot zijn herontdekking in 1970.
Sonny Boy Williamson II (1912 - 1965)
Sonny Boy Williamson II |
Sonny Boy is geboren onder de naam Aleck Ford. Hij hulde zichzelf graag in een mist van verwarring: zelf beweerde hij geboren te zijn in 1899, op zijn grafsteen staat 1908 en het beste bewijs laat 1912 vermoeden. Hij werd opgevoed door zijn mama en zijn stiefvader Jim Miller.
Aleck Miller hield van Howlin' Wolf's mooie zus Mary Burnett en leerde bij de kloeke Wolf mondharmonica spelen. En omdat hij als baby de bijnaam "Rice" kreeg, noemde hij zichzelf Rice Miller. Daarnaast trad hij ook op onder de artiestennamen Little Boy Blue, Alex Willie Williamson, Buzzard Beak, The Goat, Footsie, The Talaho Blues Singer en Willie Miller. Hij had een lange gestalte en diepliggende hondenoogjes, hij was een havik met een agressief temperament, lichtgeraakt en opportunistisch ingesteld. Sonny Boy had ook steeds een fles whiskey op zak.
Maar Sonny Boy Williamson II was vooral een indrukwekkende muzikant die zong met een stem van schuurpapier en mondharmonica speelde met de kracht van een stoomlocomotief. Hij liet de ritmische stoten op zijn instrument naadloos overvloeien in een lang vocaal gehuil. En hij was een vlotte babbelaar... Omdat hij een eenzaat was, had hij een geheel eigen stijl ontwikkeld. Hij was ook een showman die speelde zonder handen, knippend met de vingers op de tegentijd, of spelend met de harmonica tussen de lippen alsof een sigaar rookte. Soms stopte hij zijn harmonica zelfs helemaal weg in de mond, waarbij hij een brede glimlach tevoorschijn toverde.
Toen hij Robert Lockwood ontmoette, had hij niet meer dan enkele testopnames op zijn conto staan. Maar daar zou spoedig verandering in komen...
Sonny Boy Williamson I |
- Sonny's slow walk - The Annimals & Sonny Boy Williamson II
- Take It Easy Baby - Sonny Boy Williamson II & The Yardbirds
Sonny Boy Williamson II had dus een indrukwekkende muziekloopbaan achter zich: in de beginjaren speelde hij samen met Robert Johnson en aan het einde speelde hij samen met onder meer Jimmy Page. In 1964 keerde Rice Miller terug naar Helena. Toen DJ Sonny Payne hem de vraag stelde wat hij daar deed, antwoordde hij dat hij terug was gekomen om te sterven. De radioshow ging gewoon door en niemand sloeg er acht op, maar op 25 mei 1965 werd zijn levenloze lichaam aangetroffen in zijn kamer. Sonny Payne, onder contract als DJ, heeft de hele show huilend verder afgewerkt. Op het graf van Sonny Boy Willamson ligt nog steeds een stapel verroeste mondharmonica's.
Howlin' Wolf (1910 - 1976)
Howlin' Wolf |
Joe Willie Wilkins (1923 - 197ç)
Little Walter (1930 - 1968)
In Helena ontmoette Sonny Boy de 14-jarige Little Walter. Walter Jacobs had op dat ogenblik geen rooie duit: hij sliep 's nachts op biljarttafel en kreeg eten van de muzikanten en sigaretten van de gokkers. Little Walter imiteerde aanvankelijk John Lee Williamson en de invloed van Sonny Boy I was in zijn latere frasering zeker hoorbaar, maar eens in Helena raakte Little Walter helemaal in de ban van Sonny Boy Williamson II. Toen hij op een nacht werd aangevallen door een jonge vrouw met een mes, redde Sonny Boy II hem het leven en beide werden vrienden.
Little Walter |
Little Walter speelde samen met pianist Henry Hill en kreeg fans. Hij luisterde als jongeling ook naar de jump blues van Louis Jordan en speelde diens saxofoonsolo's na op de mondharmonica. Louis Jordan had op dat ogenblik een grote hit met "Caldonia".
In 1945 kreeg Little Walter zijn eigen radioshow bij KFFA - Robert Lockwood was daar vertrokken voor een beter betaalde job bij de spoorwegen. Little Walter werd er op piano begeleid door Dudlow Taylor. Walter speelde speelde op de radio diepe blues met de lichte frasering die hij geleerd had van Louis Jordan en al gauw kreeg hij meer luisteraars en fans dan Sonny Boy - ook dat was één van de redenen waarom Sonny Boy uiteindelijk uit Helena wegtrok.
De relatie met Sonny Boy bleef altijd heel gespannen: Little Walter noemde hem op een zeker ogenblik zelfs een lijkenpikker en een oude praatjesmaker; "a fake and a fraude". Little Walter was helaas ook drankverslaafd. Tijdens een toer in 1968 in Europa raakte hij betrokken in een gevecht waarna hij overleed op het appartement van zijn vriendin.
James "Peck" Curtis (1912 - 1970)
James "Peck" Curtis |
Peck Curtis had samen met Robert Lockwood gereisd tijdens een vaudeville show. De eerste zes maanden speelde hij washboard in de uitzendingen van King Biscuit, later verving hij zijn instrument door een drumstel. James Peck Curtis had een heel Afrikaanse manier van drummen.
Robert Dudlow Taylor (? - 1966)
Robert Dudlow Taylor |
David "Honeyboy" Edwards (1915 - 2011)
Pinetop Perkins (1913 - 2011) en Willie Love
Pinetop Perkins |
Pinetop Perkins stond zelfs na zijn negentigste verjaardag nog op het podium. Hij overleed in 2011.
Een derde pianist, Willie Love, was een frequente gast in King Biscuit Time, samen met een minstrel-komediant en een trompettist waarvan niemand eigenlijk de naam nog kent.
Elmore James (1918 - 1963)
In de late jaren '30 werd Elmore James als "guest star" uitgenodigd bij KFFA. Nog voor zijn legerdienst had Elmore James had al kennis gemaakt met Robert Johnson en met Sonny Boy Williamson II. Op de radio speelde hij Robert Johnson's "Dust My Broom", elektrisch versterkt en begeleid door een stevig rockende drum. Op de opname hoor je in de achtergrond bovendien de mondharmonica van Sonny Boy Williamson II.
Niettegenstaande Elmore af en toe mee speelde in de radioshows, werd hij eerder zenuwachtig in de studio en trad hij liever op in de Juke Joints. Hij ontwikkelde zich tot een legendarische gitarist die speelde met krachtige, schreeuwende riffs en zong met een hoge stem. Elmore en Sonny Boy musiceerden ook samen met Arthur Big Boy Crudup, de auteur van de hit "Rock Me Mama", wat later zou herwerkt worden tot "That's All Right Mama".
Helaas werd Elmore ook af en toe afgetroggeld door de opportunistische Sonny Boy. Toen hij op een dag ontdekte dat hij afgezet werd, sloeg hij een microfoonstatief tegen het hoofd van Williamson.
Elmore James |
Mede door zijn drinkgedrag leed Elmore James aan hartfalen. In 1963 overleed Elmore James aan een hartaanval, aan de vooravond van zijn comeback na een herstelperiode op het platteland.
Robert Nighthawk (1909 - 1967)
In 1942 keerde Robert Nighthawk terug naar Helena om een radiouitzending voor Bright Star Flour op te starten. Bright Star Flour was de concurrent van de Interstate Grocery Company, de sponsor van Sonny Boy Williamson.
- Big Road Blues - Tommy Johnson
- Big Road Blues - Robert Nighthawk, Houston Stackhouse
- Big Fat Mama Blues - Tommy Johnson
- Big Fat Mama Blues - Robert Nighthawk, Houston Stackhouse
- Maggie Campbell Blues - Tommy Johnson
- Maggie Campbell - Robert Nighthawk
Robert Nighthawk |
In 1932 speelde ook Robert Nighthawk's broer Percy McCollum mee. Stackhouse vulde het duo aan op viool, op mandoline en als gitarist. Tijdens het toeren belandden ze echter onterecht in de gevangenis: de politie was op zoek naar drie zwarte mannen die drie blanke meisjes hadden aangerand. Het trio werd bedreigd en geïntimideerd en kon pas vrijkomen dankzij de tussenkomst van een agent die de muzikanten herkende. Voor Percy was de maat vol: hij had een schrik opgedaan en wou niet meer verder rondtrekken.
Robert Nighthawk verliet daarop het zuiden van de delta. In Friars Point speelde hij een tijdje samen met de jonge John Lee Hooker. Nighthawk kwam echter in de problemen en veranderde zijn naam naar Mc Coy, de naam van zijn mama. Hij trok naar St. Louis en ontmoette Henry Townshend en Big Joe Williams die contacten had in Chicago. Daar speelde Nighthawk voor RCA Victor in een sessie met John Lee "Sonny Boy" Williamson. Sonny Boy Williamson I speelde er zijn hits "Good Morning School Girl" en "Blue Bird Blues", maar het was Robert Nighthawk die indruk maakte op producer Lester Melrose.
Nighthawk had bij zijn aankomst in Helena dus al een goede reputatie opgebouwd met ook albums bij Bluebird en Decca, waar hij speelde onder naam Peetie’s Boy of Robert Lee McCoy. In 1937 bracht hij “Prowlin Nighthawk” uit op plaat, waarna hij ook zijn alias wijzigde naar Robert Nighthawk. Bij zijn terugkeer bracht hij een band mee waar Son Sims deel van uitmaakte. Sims was een violist die een pickup aan zijn viool fixeerde en zo als eerste versterkte violist op de radio debuteerde.
Later luisterde Nighthawk veel naar Tampa Red en bewerkte hij diens "Anna Lou Blues" tot "Anna Lee". Ook de "Black Angel Blues" speelde Nighthawk in de stijl van Tampa Red. Beide nummers waren frequente verzoeknummers op de radio, ingevuld door Nighthawk waarna hij steevast de ether vulde met muziek in zijn eigen stijl.
Jimmy Rogers (1924 - 1997)
Jimmy Rogers |
Rond 1939 hoorde hij Rice Miller, Jimmy was heel erg onder de inruk. Hij trok naar Helena om er mondharmonica en gitaar te spelen, en vooral om er te luisteren naar de radiouitzendingen van Sonny Boy en en Robert Lockwood. Af en toe keerde Jimmy Rogers terug naar huis, maar hij mistte nooit een show van Williamson, en hij liet zich graag door hem beïnvloeden. Rond 1944 speelde Jimmy ook als achtergrondgitarist bij Rice Miller - als geen betere gitarist beschikbaar was - waarbij hij aanwijzingen kreeg van Robert Lockwood. Zo raakte Rogers vertrouwd met het begeleiden van de slide-gitaar, een vaardigheid die hem later als gitarist bij Muddy Waters heel erg van pas zou komen.
In 1944 maakte Jimmy Rogers in Helena kennis met Little Walter; de basis van de elektrische band van Muddy was gevormd.
In 1950 bracht Jimmy Rogers de bluesklassieker “That’s all right” uit. Hij volgde in het nummer het patroon van Muddy Waters maar claimde dat hij het nummer zelf gebouwd had - in de blues leert men van elkaar…. Jimmy Rogers speelt wel duidelijk lichter, met meer articulatie dan Muddy. Zijn stijl is ook meer typisch voor de blues van Helena.
Rogers verliet in 1955 de Muddy Waters Band, maar het is hem nooit helemaal gelukt om een eigen groep in stand te houden.
Muddy Waters (1913 - 1983)
McKinley Morganfield alias Muddy Waters leende van Robert Junior Lockwood de "Black Spider Blues" en maakte er in 1948 zijn "Mean Red Spider" van. Maar Muddy Waters, die vasthield aan de rauwe deltablues, weigerde les te volgen bij de meer jazzy-georiënteerde Robert Lockwood. Muddy Waters coverde ook "Nine Below Zero" van Sonny Boy Williamson en leerde heel wat van Robert Nighthawk in de periode dat Nighthawk terug naar de Delta was getrokken. Als wederdienst zorgde Muddy er in '49 voor dat Nighthawk "Anna Lee" en "Black Angel Blues" kon opnemen voor Chess Records. Muddy en Nighthawk hadden wel een verschillende stijl: Muddy bleef veel dichter bij de Deltablues van Son House en Robert Johnson.
Muddy Waters |
Muddy Waters had bovendien van Sonny Boy geleerd dat een bluesartiest veel volk kon bereiken met een radioshow en Muddy kreeg in Helena een programma op KFFA, gesponsord door Katz’s Clothing Store. Helaas werd het programma om zes uur in de ochtend uitgezonden: het vroege uur was goed voor de boeren die vroeg aan het werk gingen, maar uitermate slecht voor nachtbrakers en bluesmuzikanten. De band van Muddy Waters speelde vaak tot één uur ‘s nachts en moest zich dan haasten naar om de vroege radioshow te spelen. Tegen alle verwachtingen in, lukte dat wonderwel goed.
IN 1950 verliet de groep rond Muddy Waters opnieuw Helena, en nadien leek de stad doods: Sonny Boy verkaste naar Florida, Robert Nighthawk had in Chicago een kleine hit met “Black Angel Blues” en ook Robert Junior Lockwood trok noordwaarts naar Chicago.
B.B. King (1925 - 2015)
B.B. King |
Bb Bm B
Spotify afspeellijst