Farmland Blues
Going Up The Country - Canned Heat
“Going Up The Country” van Canned Heat kwam al elders aan bod op de blog "Into the Soul of the Blues". En toch zijn er voldoende argumenten om ook deze keer het volkslied van de hippiegemeenschap uit het iconische jaar 1968 op te voeren. Eerst en vooral is er de titel natuurlijk: "Going Up The Country". Deze keer gaan we immers op zoek naar bluesnummers die verwant houden met het leven op de boerderij, op het platteland. En Al Wilson die wist het zo mooi te formuleren: "I’ve got to leave the city, got to get away. Cause there’s a brand new game that I don’t wanna play.”
Canned Heat |
We gaan weg van de stad, terug naar het platteland. Terug naar de basics, naar een leven dichter bij de natuur. Het was een leuze van de tegencultuur in de jaren zestig, en het sluit heel mooi aan bij de heropleving van de plattelandsblues aan het eind van de jaren twintig: ook toen werd de eenvoud herontdekt, nadat de blues tijdens de roaring twenties met veel glamour hoogtij vierde op de podia. In de beginjaren twintig werd de blues vertolkt door van juwelen schitterende vrouwen, door hitsige madammen met een krachtige stem en een grote mond, door bluesdiva’s die werden begeleid door bombastische big-bands met veel en vooral luide blazers. De terugkeer naar de plattelandsblues zorgde voor een herontdekking van sobere, intimistische bluesmuziek: één man, één gitaar en vooral heel veel diepe emotie.
We weten intussen al dat de heren van Canned Heat zich voor hun vrolijke nummer “Going Up The Country” hebben laten leiden door de “Bull Doze Blues” van Henry Thomas.
Henry Vestine, de gitarist van Canned Heat, die had immers zo’n fascinatie voor de blues dat hij in 1964 met enkele vrienden in een kevertje stapte om naar het zuiden te rijden, naar het ruige platteland van de States, op zoek naar de oude blueshelden. 'The Sunflower' werd hij genoemd, en het zijn Vestine en zijn vrienden die onder meer de legendarische delta-bluesmuzikant Son House van onder het armoedige spreekwoordelijke stof hebben gehaald. Al Wilson, de compaan van Henry Vestine en de zanger bij Canned Heat, die was maar al te graag mee gegaan, maar in 1964 had Al Wilson al zijn eerste contractuele verplichtingen als muzikant. Hij bleef noodgedwongen thuis achter, maar hij bleef niet bij de pakken zitten: Alan wijdde zich geheel aan de blues en later zou hij zelfs Son House helpen om opnieuw diens muziek op te pikken.
Cottonfields - Odetta
- Old Cotton Fields at Home - Odetta & Larry
- Cotton Fields - Leadbelly
- Cotton Fiels - Harry Belafonte
- Cottonfiels - Beach Boys
Odetta |
Wie denkt aan de blues en het platteland, die denkt meteen ook aan de katoenvelden. De "Cotton Fields". In dit nummer hoor de opera-, folk- en blueszangeres Odetta zingen, maar ”Cotton Fields” is eigenlijk een nummer van Leadbelly: hij maakte een opname van het nummer in 1940.
Maar wij richten ons op het jaar 1953. We bevinden ons The Lamp, dat is een bar op Kearney Street in San Fransisco, een club waar muzikanten naar toe trokken om te jammen. En die avond zette ene Lawrence B. Mohr - Larry voor de vrienden - de “Cotton Fields” van Leadbelly aan. Onder de aanwezige luisteraars begon een koormeisje mee te zingen, Odetta Gordon was haar naam. En het publiek was in zijn nopjes, de naam van Odetta verspreidde zich als een lopend vuurtje. Het duurde dan ook niet lang of Odetta kreeg een contract in The Purple Onion, das een andere kroeg waar ze elke avond mocht gaan zingen. The Purple Onion - "de paarse ajuin" - wie verzint het.
En omdat de harmonie tussen Odetta en Larry zo mooi klonk, werd ook hij aangenomen in de club. Iedere avond zongen ze, eerst elk hun eigen set en dan een setje samen. En zo kwamen ze ook in het vizier van de platenlabels: Odetta en Larry werden opgepikt door Fantasy Records en al gauw kwam hun eerste album uit, “Odetta and Larry”. De nummers op die plaat waren gewoon een verzameling van de nummers die de meeste applaus kregen van het publiek in The Purple Onion, maar het is het album vol met pareltjes.En zo geschiedde: Cotton Fields werd door Larry en Odetta geïntroduceerd bij de folkies.
En omwille van het succes maakte ook Harry Belafonte zijn opwachting in de katoenvelden. Hij had heel goed naar Odetta geluisterd, en hij vond de song mooi genoeg om het in te zingen voor zijn album “Belafonte Sings The Blues” uit 1958.
In november 1968 namen de Beach Boys het nummer over. Hun eerste opname van “Cotton Fields” was een nogal barok-poperig arrangement. Zanger-gitarist Al Jardine was niet zo blij met het resultaat en hij liet de Beach Boys hun huiswerk overdoen. De nieuwe song die ontstond kreeg de naam “Cottonfields” en deze keer in één woord gespeeld, en op het nummer hoor je Orville Red Rhodes op de pedal steel guitar.
En ook de mannen van CCR kwamen langs in de katoenvelden: zij namen in 1968 het nummer op in de tracklist van hun album “Willy And The Poor Boys”. En het zal wellicht die versie zijn, waar onze generatie het meest mee vertrouwd is.
Pick A Bale Of Cotton - Leadbelly
"Cotton Fields" is dus origineel een nummer van Leadbelly. En om zijn naam te eren, luisteren we naar een ander nummer dat door Leadbelly groot werd gemaakt: "Pick a Bale of Cotton". En de manier waarop Leadbelly dit nummer brengt, steeds sneller en sneller, maakt het tot een echte tongtwister.
Leadbelly was een wandelende encyclopedie van folksongs, hij had dan ook voldoende tijd in de gevangenis gespendeerd om zich al die liedjes eigen te maken.
"Pick a Bale of Cotton" werd voor het eerst opgenomen in 1939 door een gevangene met de naam Iron Head Baker. En als je die versie vergelijkt met de opname van Leadbelly… wel, James Iron Head Baker lijkt een klein beetje lui te zijn bij het plukken van katoen.
Harry Belafonte daarentegen, wel, hij lijkt eerder een beetje speed te hebben ingenomen alvorens hij katoen ging plukken. In 1955 was dat, voor zijn album “Belafonte”. En om het een beetje te verdoezelen, wijzigde hij de titel naar “Jump Down, Spin Around”.
De Vipers Skiffle Group trokken de folksong "Pick a Bale of Cotton" naar de levendige Britse Skiffle scene van de jaren vijftig.
En daar in Groot Brittanie werd "Pick a Bale of Cotton" opgepikt door Lonnie Donegan en ook door een jong beloftevol skifflebandje met de naam Quarrymen. Kan je de groep plaatsen? De Quarrymen, dat was de eerste groepsnaam van… de Beatles! Hun versie van "Pick a Bale of Cotton" kan je hier beluisteren.
En vandaag zie ik de leiding van de jeugdkampjes van mijn dochters nog steeds een “line-dance” doen op de ultieme versie van de "Man in Black", de man met zijn diepe baritonstem: Johnny Cash. En die versie van “Pick a Bale o' Cotton” gaat al mee van in 1962!
En laten we tot slot nog even een zijsprongetje maken. De Amerikaanse komiek Allan Sherman die wou de allerplezantste zijn. Jump down, turn around... "Pick a Dress of Cotton"!
Cottonfield Blues - Garfield Akers
Al dat katoengepluk, je zou er inderdaad de blues van krijgen. Misschien wel de "Cottonfield Blues". En de realiteit is hard, als je luistert naar de tekst: Garfield Akers zag zijn liefje vertrekken, de valies stond klaar aan de deur. En zijn reactie was niet mals:
Cottonfield Blues - Garfield Akers
Garfield Akers was een sharecropper, een man die als arbeider voor een karig loon werkte op een katoenplantage. En in zijn vrije tijd speelde hij de blues. Akers wist dus waar hij over vertelde, toen hij de "Cottonfield Blues" zong - al heeft hij dit nummer geleerd van Henry Thomas, de man van de "Bull Doze Blues" waar ik het eerder over had. Henry Thomas of “Ragtime Texas” zong de "Cottonfield Blues" al een jaar eerder, in het fabelachtige jaar 1928.Maar de versie van Garfield Akers die is bijzonder, net omwille van het onstuimige ritme, van de sterk drijvende en hamerende gitaarlijn. Die stijl was ongehoord in de jaren twintig en het mag een voorbode zijn voor de rhytm 'n blues die er later zat aan te komen, en dus ook voor de latere rock ‘n roll. Het zal dan ook niet verbazen dat als ik je vertel dat de hamerende gitaarstijl van Garfield Akers een belangrijke inspiratie vormde voor de stompende blues van boogie-king John Lee Hooker.
De opname van "Cottonfield Blues" die werden in 1929 gemaakt voor Vocalion in het Peabody hotel in Memphis. En bij die opnamesessie waren ook Memphis Minnie en Tampa Red aanwezig. En Garfield Akers was trouwens niet alleen in zijn performance, hij werd begeleid door zijn kompaan Joe Calicott en de twee gitaren vloeien zo perfect in elkaar dat je merkt dat de beide bluesmannen goed op elkaar waren ingespeeld. Akers kreeg voor deze opname 40 dollar, Calicott ontving vijf dollar.
Over de zanger zelf, over Garfield Akers is niet zo veel gekend. Er zijn van hem slechts vier opnames, en de "Cottonfield Blues" was de eerste in het rijtje. Garfield Akers en Joe MIssissippi Calicott speelden voornamelijk in de omgeving van Memphis, en daar ontmoetten ze ook Frank Stoke, met wie ze nog een tijdje toerden bij de Doc Watts Medicine Show.
Cornfield Holler - Charles Berry
We associëren de blues met het plukken van katoen, maar er werden in het zuiden van Amerika uiteraard nog andere gewassen verbouwd: graan bijvoorbeeld. En dat brengt ons bij de "Cornfield Holler".
Met deze acapella zang vol emotie zijn we helemaal teruggekeerd naar één van de prilste vormen van de blues, de "field hollers". Een field holler was een soort lied, meestal gezongen door een enkeling temidden van het veld: een eenzame man onder het juk van de slavernij of een arme sharecropper aan het werk in de uitgestrekte velden van de plantage. De zanger zong zijn persoonlijke lied een beetje willekeurig voor zich uit, galmend over de velden als dromerige gedachten en nostalgische zinnen over de ellende van de dag en de fysieke last van de arbeid.
Go Down, Old Hannah - James "Iron Head" Baker
James "Iron Head" Baker |
"Go Down, Old Hannah. Don’t you rise no more". Old Hannah, dat was de zon. En die zon, de brandende zon die elke kans tot rusten ontneemt, die kan maar beter verdwijnen en nooit meer opkomen. Tenzij dan om het einde van het bestaan aan te kondigen. "Go Down, Old Hannah. and don’t you rise no more. And if you rise in the morning, bring judgement day"!
De mensen onder het juk van de slavernij,, en ook de sharecroppers, die werkten letterlijk van zonsopgang tot zonsondergang. En gedurende de dag brandde de zon in hun aangezicht, de hitte van het zuiden maakte het werk nog meer ondraaglijk. En dus was het verlangen naar het einde van de dag ontzettend groot.
James “Iron Head" Baker zat opgesloten in de Central State Prison Farm in Texas, en van zijn mede-gevangenen kreeg hij de bijnaam “Iron Head”. Hij was van zijn vrijheid beroofd omdat hij meerdere inbraken had gepleegd, en omwille van recidivisme had hij een celstraf gekregen van…. 99 jaar. Tja, de Amerikaanse staat was niet vergevingsgezind voor zwarten. En dus zat James Iron Head Baker gevangen in zo’n grote gevangenisboerderij zoals we die in Amerika kennen. Hij moest er aanvankelijk op het land werken, maar gaandeweg had hij zich binnen de gevangenis kunnen opwerken tot een soort van opzichter en daardoor was zijn leven ietwat lichter geworden. In 1933 was James Baker 63 jaar oud en in dat jaar kreeg hij bezoek van de field Recorder John Lomax die toelating had gekregeb om in de gevangenis opnames te maken voor de Library of Congress.
John Lomax had meteen sympathie voor de man, en in 1936 gebruikte Lomax zijn invloed om Baker op borg te laten vrijkomen. In ruil moest James Iron Head Baker een tijdlang assisteren bij de veldopnames en aan het eind van zijn contract zou Iron Head Baker worden tewerk gesteld als handarbeider. Maar het draaide allemaal niet zo goed uit, de relatie tussen John Lomax en James Iron Head Baker liep spaak en Iron Head Baker werd nog maar eens betrapt op een diefstal: hij vloog opnieuw de gevangenis in. Maar in 1941 stuurde Iron Head Baker een brief naar John Lomax waarin hij verklaarde dat de misdaad niet loonde, dat hij nu echt wel voor goed op het rechte pad was. Eind goed al goed, zou je zeggen.
Maar John Lomax, die had een beetje zijn lesje geleerd. Een jaar voordien had Lomax immers met Leadbelly al hetzelfde meegemaakt: ook Leadbelly zat achter de tralies, ook van Leadbelly had John Lomax opnames gemaakt en ook Leadbelly kwam vrij op borg dankzij de tussenkomst van John Lomax. Maar ook die relatie is slecht afgelopen. In 1935 zong Leadbelly trouwens een eigen versie van "Go Down, Old Hannah" voof de microfoon van Lomax.
Got The Farm Land Blues - The Carolina Tar Heels
Er kan vanalles gebeuren, daar op het platteland. Een dief gaat met je kippen én met je graan aan de haal. En als je naar de sherrif wil rijden om aangifte te doen, dan blijkt dat de dief ook nog eens de wielen vanonder je wagen heeft gestolen. Of je gewassen worden vernield door een storm, of simpelweg aangetast door een vraatzuchtige kever. En als alles tegen slaat, dan ga je die ellendige boerderij maar verkopen om naar de stad te trekken. Tja, "Hard Luck" - je zou er dus de blues van krijgen. De "Farmland Blues".
De Farmland blues werd opgenomen door The Carolinia Tar Heels in 1930 en het nummer reflecteert de miserie van de Grote Depressie: alles gaat fout, de landbouwer vindt geen voordeel meer aan zijn werk en overweegt om te migreren naar de stad in het noorden.
Boll Weavil Holler - Vera Hall
- Boll Weavil Holler - Vera Hall
- Mississippi Boll Weavil Blues - Charley Patton
- Bo-Weavil Blues (Take 1) - Ma Rainey
- Boll Weevil - Blind Willie McTell
- Boll Weevil - Leadbelly
- Boll Weevil Blues - Woody Guthrie
- Boll Weevil Song - Eddie Cochran
- Boll Weevil Song - Brook Benton
- Boll Weevil - Old Salt
Het leven op de plantage was dan ook heel erg hard. De boer was afhankelijk van de grillen van de natuur en tegelijkertijd leefde hij met zijn gezin onder het juk van het sharecropping-system: in ruil voor een lapje grond moest de zwarte landbouwer een vast stuk van zijn inkomsten afstaan aan de plantagemeester. Die plantages waren grote bedrijven, je kon ze vergelijken met een waar dorp: naast de schamele huisvesting voor de arbeiders was er vaak ook een kerk, een school, een postkantoor en zelfs een treinstation. De zwarte landbouwer was verplicht om zijn hut en zelfs de schamele meubeltjes te huren tegen woekerprijzen bij de plantagemeester, Sommige plantages maakten zelfs gebruik van een eigen munt en de arbeider was verplicht om met die munt in de winkel van de plantage zijn levensmiddelen aan te schaffen. Op die manier onstond een systeem dat je kan vergelijken met ons middeleeuws leensysteem en de zwarte boeren waren in belangrijke mate afhankelijk van de witte plantagemeesters. Men keerde een laag loon uit en men vorderde heel veel onkosten, waardoor de schulden bij de boeren opstapelden. En die schulden werden zelfs overgedragen op de volgende generatie.
En dan waren er nog de grillen van de natuur die het bestaan onzeker maakten. Zo was er de vraatgulzige “Boll Weavil”, de katoensnuitkever die leeft van de katoenplant. Rond 1920 verwoestte die hongerige kever bijna de hele economie van de VS. En daardoor werd het beestje in de periode 1920 tot 1940 ook een heel populair thema in de blues. De "Boll Weevil Blues" van Vera Hall werd opgenomen door John Lomax in 1937.
Vera hall |
Charley Patton had in 1908 al in de mot dat de Boll Weevil een probleem zou worden. Hij wist de invasie van de katoensnuitkever heel mooi te verwoorden, in zijn "Mississippi Boll Weevil Blues" die in 1929 op plaat werd gezet:
Mississippi Boll Weevil Blues - Charley Patton
En ook Ma Rainey, Mother of the Blues, was er als de pinken bij: zij zong de “Bo-Weevil Blues” in 1924.
Het blad van de katoenplant is hun favoriete hapje en meer nog: de katoensnuitkever leeft als het ware in de katoenplant en de larven vreten de plant helemaal stuk. Hij komt uit Mexico, maar iIn 1892 had een kever de weg naar de Amerikaanse katoenvelden gevonden. In dat jaar toonde hij voor het eerst zijn snuitje in Texas. Hoe hij daar vanuit Mexico is geraakt, met zijn beperkte vliegcapaciteiten, het is een raadsel, maar laat ons aannemen dat de kever een gunstige lift heeft gekregen. Maar voor de katoensnuitkever was het zuiden van de Verenigde Staten met al die katoenplantages een paradijs. En eens ter plekke wist de kever zich meteen sterk te manifesteren. Het duurde dan ook niet lang of hele katoenvelden moesten er aan geloven. En vijf jaar tijd na de introductie van de katoensnuitkever was de katoenproductie in de VS maar liefst gehalveerd!
En er viel niet met het beestje te onderhandelen. Al had Blind Willie McTell het in 1930 toch eens geprobeerd: hij ging een conversatie aan met het kleine diertje in "Boll Weevil". Maar het was alweer Leadbelly die de verspreiding van “Boll Weevil” een belangrijk duwtje heeft gegeven, dankzij de opname van Alan Lomax.
Je hoort de gejaagdheid in de stem van Leadebelly. De Boll Weevil zorgde dus voor heel wat frustratie en de verwoesting van hele katoenplantages duwde vooral weer de armere zwarte boeren dieper in de armoede. Sociale ongelijkheid, en zo was de "Boll Weevil Blues" in 1962 ook een kluifje voor protestzanger Woodie Guthrie.
En met de versie van Eddie Cochran rolde de boll Weevil vlotjes mee binnen in de de Rock ‘n Roll. Eddie Cochran wist wel meer frustraties en verlangens te kanaliseren in zijn muziek. Zo lokte hij de jeugd met nummers als “Summertime Blues” en “Come On Everybody”.
Tientallen jaren lang kon de Boll Weavil zijn gang gaan en pas in 1958 besloot de National Cotton Council of America om maatregelen te treffen. En met het gebruik van insecticiden lukte het om de Boll Weavil grotendeels uit te roeien.
Maar de Boll Weevil als onderwerp van bluesliedjes bleef populair. De blues en popzanger Brook Benton wist zelfs in 1961 nog een hitje te scoren met een adaptatie van de "Boll Weevil Song".
Country Boy - Muddy Waters
Het leven op het platteland was hard, de levensomstandigheden van de sharecroppers werden vaak vergeleken met het leven onder de slavernij..
Ook Muddy Waters werd groot gebracht op het platteland, op de plantage van kolonel William Stovall. Muddy, McKinsley Morganfield heette hij officieel, leefde bij zijn oma, want zijn mama was overleden toen hij nog jong was. Het was ook zijn oma die hem de bijnaam “Muddy” gaf omdat hij als kind nogal graag rollebolde in de modder van de nabijgelegen kreek. De restanten van de barak waarin Muddy Waters, opgroeide die staan vandaag tentoongesteld in het Delta Blues Museum in Clarksdale, Mississippi. Ik heb het altijd een beetje bizar gevonden, de gedachte dat ze die houten barak gewoon demonteren en als een bouwdoos verplaatsen naar een museum.
In de kerk kreeg Muddy zijn passie voor muziek en toen hij zeven was leerde hij zichzelf mondharmonica spelen. Op zijn zeventiende kocht hij zijn eerste gitaar, een Stella gitaar, het populairste merk voor die tijd. Je kon zo’n gitaar gewoon kopen via een postorderbedrijf in Chicago, Sears-Roebuck. En om de gitaar te betalen, verkocht Muddy Waters het laatste paard van de familie voor vijftien dollar. De helft van dat bedrag gaf hij aan zijn oma, de andere helft hield hij voor zich en zo kon hij 2.5 dollar spenderen voor zijn instrument. Tja, je moet er wat voor over hebben, voor je muzikale passie. Maar jaren later, toen Muddy Waters de rock ‘n roll was ingerold, toen zou blijken dat de verkoop van het paard hem geen windeieren had gelegd.
Dat Muddy Waters de akoestische blues van het platteland omtoverde tot de rauwe elektrische rock van de stad, dat vertelde ik al in “Migration Blues”. In 1951 maakte Muddy Watersj van zijn status van plattelandsjongen zelfs gebruik om een uitleg te geven aan zijn machoistisch gedrag:
Country Boy - Muddy Waters
A Country Boy… Je kan er maar beter niet mee gaan daten. Alhoewel, Dave Bartolomew die zag er in 1949 wel de romantiek van in. Maar hij was dan ook al sinds 1933 gemigreerd naar de grote stad - New Orleans was dat. En hij zingt dat alle meisjes in de stad wild zijn van zijn plattelandsmaniertjes, dus het zat goed.
Dave Bartolomew |
Bartolomew is geboren op 24 december 1918, een kerstkindje dus, en zijn kribbe stond op de suikerrietplantage waar zijn vader als rietkapper werkte. De Mississippi was vlakbij, en op de stoomboten die passeerden hoorde de jonge Dave Bartolomew jazzbands spelen. Zijn papa was trouwens ook een tubaspeler, en dat maakt van de latere verhuis naar New Orleans een logische stap.
In New Orleans hoorde hij Louis Armstrong spelen en dat inspireerde hem om ook muziek te gaan maken. De papa van Dave Bartolomew had intussen een kapperszaak geopend en toevallig kwam daar ook Peter Davis, de mentor van Armstrong. De weg naar de roem lag open.
Na de oorlog richtte Dave Bartolomew zijn eigen band op: Dave Bartolomew and the Dew Doppers. Die band was heel succesvol, en het nummer "Country Boy" was hun eerste hit.
Bartolomew stond dus sterk in zijn schoenen, ook als producer. Toch toonde hij enige twijfel, want in 1950, een jaar na de “Country Boy”, bracht hij ons de single “Ain’t Gonna Do It” met op de ommezijde “Country Boy Goes Home”.
Country Boy Goes Home - Dave Bartolomew
Ja, het leven is duur in de stad, dat zal hij wel gemerkt hebben. “They call me lazy”, zong hij... ze noemden hem lui, daar in de stad. Maar als je goed naar dit nummer luistert, wel, het is eigenlijk net hetzelfde arrangemen en net dezelfde instrumenten als in zijn eerdere nummer “Country Boy”. Dave Bartolomew plakte enkel een nieuwe tekst op zijn oude hit. Een poging om gemakkelijk rijk te worden? Misschien was het wel terecht, dat men hem een beetje lui noemde…
Toch zal de plattelandsgrond hem deugd hebben gedaan, want op kerstavond 2018 vierde Dave Bartolomew zijn honderste verjaardag. Hij overleed het jaar nadien.
Country Girl Blues - Memphis Willie B.
Memphis Willie B. |
Zelf was Memphis Willie B. niet van het platteland, hij maakte grote sier in Memphis in de jaren twintig als lid van onder meer de Memphis Jug Band. Maar het leger en de oorlog trokken hem weg van de muziek, tot hij in de jaren zestig terugkeerde naar de podia en samen met Furry Lewis en Gus Cannon herleefde hij zijn gloriedagen uit de Memphis periode.
Livery Stable Blues - Original Dixieland Jazz Band
Het platteland en de boerderij, daar horen natuurlijk dieren bij. De mannen van de Original Dixieland Jazz Band, die wisten de dieren heel mooi te imiteren: op “Livery Stable Blues” imiteert de klarinet een haan, de kornet laat een paard hinikken en de thrombone doet een koe loeien.
“Livery Stable Blues” was nota bene het eerste nummer met de naam “Blues” dat ooit op plaat is gezet, op 26 januari 1917 om exact te zijn, dus ruim twee jaar eerder dan Mamie Smith’s "Crazy Blues". Tja, zoals steeds kregen witte mannen voorrang, ook al was deze levendige twaalfmatenblues een imitatie van de dansmuziek die door zwarten in gang was gezet.
De Origial Dixieland Jazz Band was een groep afkomstig uit New Orleans die voornamelijk dansuziek speelde. Maar toch waren de muzikanten niet zo vertrouwd met het fenomeen van improvisatie: hun solo’s waren meestal netjes ingestudeerd. Maar desondanks, hun publiek ging uit de bol op de muziek die ze brachten. De historische opname van "Livery Stable Blues" werd gemaakt voor Victor Records in New York.
Maar al gauw ontstond er ook een dispuut over de auteursrechten van het nummer. De voormalige klarinetist van de band, Alcide Nunez, beweerde dat hij het nummer had geschreven samen met een andere muzikant: Ray Lopez. De zaak kwam voor de rechtbank, maar de rechter oordeelde dat "Livery Stable Blues" tot het publieke domein behoorde, louter omdat de muzikanten die het hadden gecreëerd, geen notie hadden van bladmuziek - en dat was ook hoe het in die tijd ging met jazz en blues: de muziek was informeel en werd dus niet neergepend. En toen de eerste partituren van "Livery Stable Blues" werden uitgebracht, verschenen daarop de namen van Nunez en Lopez. Later bracht de Original Dixieland Jazz Band het nummer dan maar uit onder een andere titel: "Barnyard Blues".
En er word in sommige kringen zelfs gefluisterd dat "Livery Stable Blues" niet eens de eerste jazz opname was, want een jaar eerder zou een Afro-Amerikaans kwartet de “Down Home Rag” hebben opgenomen. Maar wat er ook van zij, de “Livery Stable Blues” opende de deuren voor de jazzrage van de jaren twintig, met klassebakken als King Oliver and his Creole Jazz Band, en natuurlijk Louis Armstrong en Benny Goodman.
Forty Acres and a Mule - Oscar Brown Jr.
- Forty Acres And A Mule - Oscar Brown Jr.
- Balky Mule Blues - Blind Lemon Jefferson
- Another Mule Kickin' In MY Stall - Jimmy D. Lane
- Long Distance Call - Muddy Waters
- Sylvester And His Mule Blues - Memphis Minnie
- Frankie Jean - Memphis Minnie
- Saddle My Pony - Howlin' Wolf
- Pony Blues - Charley Patton
Laten we even terugkeren naar het jaar 1865, het einde van de Civil War in Amerika, het jaar waarin de Noordelijke Staten de overwinning claimden op de zuidelijke. De strijd had het einde van de slavernij als inzet, en heel wat zwarten hadden zich bij het leger van de Union aangesloten. Toen de oorlog aan zijn eind kwam, werd een gerucht verspreid dat het land van de voormalige slavenmeesters zou verdeeld worden onder de voormalige slaven. In de stad Savannah in Georgia werd het gerucht zelfs werkelijkheid: de verlaten rijstvelden langs de kust werden verdeeld onder de zwarten die voorheen in de slavernij gevangen zaten. Veertigduizend zwarten kregen elk "forty acres" toegewezen, dat staat gelijk met zestien hectaren grond. Forty acres was volgens de norm de ideale oppervlakte om een boerderij te runnen. En enkele families kregen er nog een muilezel bovenop - de ezels hadden dienst gedaan in het leger, en nu waren ze niet meer van nut. Zestien hectaren land en een ezel. "Forty Acres and a Mule", door Oscar Brown Jr.
Maar het mocht natuurlijk niet baten: in april 1865 werd president Abraham Lincoln vermoord in een theaterzaal. En zijn opvolger, president Johnson, die bood de burgers in het zuiden amnestie aan: in ruil voor een eed van trouw kregen de voormalige plantagemeesters hun grond terug. En die veertigduizend zwarten, bevrijd van het juk van de slavernij, die zagen hun pas verworven lapje grond opnieuw verloren gaan. Voor hen zat er maar één ding op: ze konden aan het werk als boer in het systeem van sharecropping, waarbij ze weer met have en goed afhankelijk werden van de witte meesters. "Forty Acres And A Mule", een wrange belofte die zo veel waard is als een kat in een zak.
En zo zal de ezel als goedkoop werkpaard nog een tijdje blijven rondstampen in de wereld van de Blues. De muilezel was alom aanwezig op de plantages in het zuiden van de VS.
Blind Lemon Jefferson werd in 1928 wakker, vroeg in de ochtend zoals alle bluesmannen - "he woke up early in the morning". Hij hoorde tegen zijn deur trappen en daar stond, neen, niet zijn ezel maar zijn vriendin die zich gedroeg als een onstuimige muilezel.
Balky Mule Blues - Blind Lemon Jefferson
Jimmy D. Lane mag zich terecht zorgen maken: in zijn stal staat een andere ezel te stampen.
Jimmy D Lane speelde dit nummer voor de laatste keer samen met zijn papa: de legendarische Jimmy Rogers, de Chicago bluesgitarist uit de stal van de gebroeders Chess.
En ook in die stal van Chess was het een kleine vijftig jaar eerder al aan het rommelen, want toen Muddy Waters in 1951 een telefoontje pleegde naar zijn vriendin, hoorde ook hij een andere ezel in zijn stal staan stampen: "Long Distance Call".
Sommige ezels waren niet zo gewenst, maar meestal was de muilezel toch een heel kostbaar bezit voor de arme boeren. Toen in de jaren dertig de economische depressie lelijk huis hield, gingen veel boerderijen van zwarte landbouwers over kop. Zo verging het ook Sylvester Harris uit Mississippi, en hij dreigde niet alleen zijn grond te verliezen, maar ook… zijn ezel die als borg voor de lening was ingezet. Maar Sylvester was een volhouder, een koppige ezel zeg maar. Hij besloot om rechtstreeks zijn beklag te doen bij niemand minder dan de president. HIj belde naar het Witte Huis - en je raadt het nooit: na enkele pogingen kreeg hij toevallig president Franklin D Roosevelt aan de lijn. De man zijn geluk kon niet op, want enkele weken na dit telefoontje bleek dat de president voor hem had onderhandeld: hij kon zijn ezel én zijn boerderij houden.
Het fantastische maar waar gebeurde verhaal kwam aan de oren van Memphis Minnie en zij maakte er in 1935 een liedje over: "Sylvester and his Mule Blues".
Sylvester Harris and his mule |
De papa van Memphis Minnie had een paard en het dier kreeg de naam Frankie Jean. Memphis Minnie bereed het dier, maar op een dag was Frankie Jean weg gelopen. Ze riep hem, maar de hengst keerde niet terug. Tot ze van haar papa het truukje leerde: je moest fluiten om het paard terug te laten keren… Luister maar naar “Frankie Jean”, een talking blues van Memphis Minnie. En hoor het paard rennen in haar gitaarspel!
Voor de meeste zwarte landbouwers was een paard te duur. Maar met een muilezel raak je niet altijd snel vooruit. Gelukkig had Howlin’ Wolf een pony, een bruine merrie. En die merrie mag je zadelen, want Howlin’ Wolf gaat zijn liefje achterna!"Saddle My Pony" is een nummer uit 1952 maar Howlin’ Wolf leerde het liedje van niemand minder dan de "Father of the Delta Blues" Charley Patton. Charley Patton zong al in 1929 zijn "Pony Blues".
Howlin’ Wolf ontmoette Charley Patton in 1930 voor de deur van een juke joint, Patton speelde daar elke avond tot in de donkere uurtjes. En Howlin’ Wolf was een geluksvogel, want Patton leerde hem de kneepjes van het vak, en dat is niet alleen het gitaarspel, maar ook hoe je met een gitaar kan jongleren door het instrument achter je rug of boven je hoofd te bespelen.
Crowing Rooster Blues - Lonnie Johnson
Tja, ook de haan staat centraal in de blues. Symbool van mannelijke drift, hoe kan het ook anders. Naar de verloren gelopen "Little Red Rooster" van Howlin’ Wolf gingen we in deze podcast al vaker op zoek. En ook Charley Patton was er als de kippen bij om de haan in zijn muziek te introduceren. Patton liet zich in 1928 in de "Banty Rooster Blues" door de vurige pluimvogel waarschuwen als er een vreemde op zijn erf komt.
Banty Rooster Blues - Charley Patton
Over kippen en hanen kan ik een hele afspeellijst op zich vullen… En weet je wat: ik ga dat ooit eens doen, om te vermijden dat ik hier blijf kakelen. "And if you don't like chicken, well… leave that hen alone"! De "Chicken Blues" is een nummer van Billy Ward and the Dominoes, opgenomen in 1950. Misschien ken je de vocal groep nog van de "Sixty Minute Man".
Ook Memphis Minnie had zodanig veel pluimvee in overvloed dat ze de haan niet meer van de kip kon onderscheiden. En dan zijn er nog die heel speciale kippetjes, de plymouth rock chicken. Ze maakte er een liedje over: de "Plymouth Rock Blues"
Plymouth Rock Blues - Memphis Minnie
"Crow Black Chicken" is een traditional, eerst opgenomen door de Leake Country Levelers in 1928. In 1962 werd de song herwerkt door de New Lost City Ramblers. En dit was een kluifje - of moeten we zeggen een kippenbilletje - voor Ry Cooder: ook hij probeerde in 1972 op zijn gekende multiculturele manier de zwarte kip te doen kraaien: "Crow Black Chicken".
The Old Hen Cackled And The Rooster Is Going To Crow - Fiddlin' John Carson
“The old hen cackled and the rooster is going to crow” is ook een populair kinderliedje. Het nummer kende veel varianten, Fiddlin' Joe Carson was een van de eerste die er in 1923 een opname van maakte. Het is niet gemakkelijk om te achterhalen was Joe zingt - vaak was hij halfdronken en bovendien zong hij letterlijk met snoep in de mond.
The Old Hen Cackled And The Rooster Is Going To Crow - Fiddlin' John Carson
Turkey In The Straw - Eck Robertson
En wat ruist daar door het strukkgewas? Het is een… eh… kalkoen! Het iconisch nummer "Turkey In The Straw", hier in een versie van Eck Robertson, ontstond ergens in 1834 in de Minstrel traditie. Oorspronkelijk heette het “Zip Coon”, met een racistische tekst. Gaan we nog verder terug in de tijd, dan kan je het nummer tot in Schotland traceren. Volgens de overlevers van de Titanic was “Turkey In The Straw” trouwens één van de laatste nummers die de band speelde toen het schip in 1912 aan het zinken was.
In 1928 werd de melodie van "Turkey In The Straw" gebruikt in de cartoon “Steamboat Willie”, de tekenfilm waarin voor het eerst Mickey en Minnie Mouse verschijnen. “Steamboat Willie” was trouwens de eerste tekenfim waarin muziek met succes gesynchroniseerd werd met de beelden. Mickey mouse die "Turkey In The Straw" vertolkt op potten en pannen, op het washboard en zelfs op de poes, de geit, de eend en de speenvarkentjes!
Long Gone Like a Turkey thru the Corn (Long John) - Lightnin' Hopkins
Turkey in de Straw is echt een iconissch nummer in Amerika. En hoor je hetin de straten weerklinken, wel, dan is de ijsventer in aantocht!
De ijskar… ik weet niet hoe het bij jou zat, maar ik was altijd te laat. Tegen de tijd dat ik buiten kwam was de ijskar al om het hoekje verdwenen… te laat…Long gone. Like a turkey thru the corn. Lightnin Hopkins.
Coo Coo - Big Brother & The Holding Company
Kelly Harrell |
De "Cuckoo Bird" is een traditioneel Engels volksliedje dat voor het eerst op partituur verscheen ergens eind de jaren 1700 in Londen. Maar dat de koekoek nooit zal zingen voor de 4rth of July, dat hebben de patriottische Amerikanen er aan toegevoegd.
De eerste opname staat dan weer op naam van countrymuzikant Kelly Harrell: hij speelde "The Cuckoo Sh's a Fine Bird" in 1926 voor Okeh Records. En de lijst van covers is ellenlang.
Ik associeer het nummer nogal gauw met Roland Van Campenhout: die gebruikt het deuntje vaak tijdens zijn improvisaties en ik denk dat het met Wannes Van de Velde was dat hij het voor het eerst op plaat zette, in 2000 op het tijdloze album "De Nomaden Van De Muziek".
Maar misschien leerde Roland het liedje wel kennen van Rory Gallagher, de Ierse bluesmuzikant waarmee Roland in de jaren zeventig de wereld rond toerde. Gallagher zong "The Cuckoo" op zijn album "The Cuckoo" uit 1973.
In 1967 zong Janis Joplin over haar koekoek, samen met Big Brother and the Holding Company. Maar het mooie vogeltje werd nu gepluimd tot een bedreigende 'Jack O Diamonds' die er met al haar zilver is vandoor gegaan.
Maar in deze afspeellijst wil ik de "Cuckoo Song" toekennen aan het Anrwerpse trio The Golden Glows. Met een gitaar en hun drie stemmen lieten ze enkele jaren geleden bij een live-voorstelling op het Laurentplein een heel diepe indruk na. Op het album "The Songbook of Harry Smith" kan je nagenieten van hun sterke vertolking van "The Coo Coo Bird". Je vindt er trouwens nog meer ijzersterke bewerkingen zoals Blind Lemon Jefferson's "See That My Grave Is Kept Clean".
Milk Cow Blues
Wie boerderij zegt, die denkt natuurlijk ook aan koeien. Kokomo Arnold werd wakker - met de blues natuurlijk, want zijn koe was er vandoor. Geen melk en geen boter voor Kokomo tot blijkt dat de melkkoe een metafoor is voor zijn liefje. De melkkoe was er vandoor, maar de "Milk Cow Blues" die in 1934 achter bleef legde voor Kokomo geen windeieren. De "Milk Cow Blues" werd zijn best verkochte hit en Kokomo Arnold voegde er nog vier keer een vervolg aan toe!
Milkcow's Calf Blues - Robert Johnson
Sleepy John Estes had in 1930 al gezongen over zijn "Milk Cow Blues" en Robert Johnson leende in 1937 het beest waaruit diens "Milk Cow Calf Blues" geboren werd. De "Milk Cow Calf Blues" stond op de ommezijde van het nummer "Malted Milk", dus misschien gaf zijn kalfje wel melk met een scheutje alcohol erin?
En Elvis Presley die moet ook van het goedje gedronken hebben, want de melk van de Milk Cow maakte hem echt wel vrolijk. Elvis ging er zelfs van aan het dansen - de "Milkcow Blues Boogie".
Bell Cow Blues - Texas Alexander
Texas Alexander grijpt de koe bij de horens, met de hulp van Lonnie Johnson, wat resulteerde in de "Bell Cow Blues".
Black Rat (take 4) - Big Mama Thornton
Let op, want Big Mama Thornton heeft een rat gespot. Een zwarte rat dan nog. Maar ze is niet bang, op een dag zal ze zijn spoor vinden en het ondier verdelgen.
Big Mama Thornton zong over de rat in 1970, maar het was Little Son Joe, de partner van Memphis Minnie, die met een "Black Rat Swing" de rat in 1941 had losgelaten.
Spider On The Wall Blues - Hayes McMullan
En Hayes McMullan ziet dan weer een spin op de muur klimmen. McMullan was een sharecropper in zijn jonge jaren, én een bluesman. Hij kruiste het pad met Ishmon Bracey, Willie Brown en Charlie Patton, maar hij ontdekte ook dat het leven van de bluesman heel wat gevaren inhield. Zijn broer, die een gelijkaardig leven leidde, werd vergiftigd en dat drama zette McMullan aan om het pad van de duivel te verlaten. McMullan bekeerde zich en werd priester, tot hij in 1967 werd herontdekt door een documantairemaker en bluesilefhebber. McMullan toonde meteen zijn bluestalenten, maar pas in 2017 werd het album met zijn nummers uitgebracht, onder de veelzeggende titel “Everyday Seems Like Murder Here”.Maggie's Farm - Bob Dylan
‘t Is allemaal niet eenvoudig, en Bob Dylan heeft er werkelijk genoeg van. "Ain’ gonna work on Maggie’s farm no more": laat het een protest zijn tegen de slavernij en het systeem van de sharecroppers, of tegen de moderne industrie die iedereen aan de band zet en alle creativiteit beknopt. Maggie’s Farm neemt ons ook mee naar het Newport Folk Festival 1965 waar Dylan een deel van zijn publiek schoffeerde door elektrisch en vanaf de eerste noot luid en agressief te spelen. Hij werd op de elektrische giaar bijgestaan door de witte Chicago bluesgitarist Mike Bloomfield.
Die avond fulmineerde Pete Seeger dat hij met een bijl de geluidskabels zou doorhakken, maar later beweerde hij dat dit alleen maar kwam omdat de geluidskwaliteit zo slecht was: je kon immers geen woord verstaan van Dylan zijn poetische teksten...
De boerderij van Maggie werd anders wel een heel populaire trekpleister. Nog geen jaar na Dylan’s controversiële uithaal maakte de "King of Soul" Solomon Burke een cover van “Maggie”s Farm”. En Dylan kreeg protest omdat hij te luid en te agrressief speelde… wel, het kon nog luider en nog agressiever. Dat bewees Rage Against the Machine in 2000, met hun cover van “Maggie’s Farm” op het album Renegades.
The blues is the roots, the rest is de fruits… Je merkt het, het zaadje van de blues is op het platteland gaan kiemen. En als afsluiter weze iedereen gewaarschuwd met de wijze woorden van Leroy Carr uit 1928: “You Got To Reep What You Saw”. En in het geval van de blues is dat een eindeloze catalogus van fantastische muziek.
Bb Bm B