Blues doorheen de geschiedenis: The Thirsty Thirties: het einde van de economische depressie


Spotify afspeellijst

Wat vooraf ging

  • FDR Blues - Champion Jack Dupree
In 1933 werd Franklin Roosevelt ingehuldigd als president van de Verenigde Staten. Roosevelt zag de armoede en de ellende in zijn land en hij besloot actie te ondernemen. Amerika was het land van het vrije ondernemerschap en de overheid was tot die dag nooit tussengekomen bij private zaken, maar daar bracht de economische depressie verandering in. Roosevelt riep de New Deal in het leven: hij lanceerde een programma van praktische en financiële hulp aan de landbouwers, hij organiseerde medische hulp en niet onbelangrijk, om de droogte tegen te gaan liet hij ook veel bomen aanplanten. “Relief, Recovery and Reform”, dat waren zijn leuzen.

In 1933 werd de "Volstead act" die de consumptie van alcohol verbood, ingetrokken. Na 1933 kwam er ook een lichtpunt met de bloeiende markt van de jukebox. Nieuwe platenfirma´s - Bluebird, American Record Company (ARC) en Decca - werden boven de doopvont gehouden. Bluesmuziek verhuisde van de straathoek - waar country blues gespeeld werd - naar tavernes en clubs waar de piano aanleiding gaf tot swingende boogiewoogie ritmes. De stedelijke invloed voegde percussie en ensembles toe aan de muziek en aan het eind van de jaren '30 waren bigbands het van het. Blues was opnieuw bereikbaar voor een groter publiek.

Boogie Woogie

Aan het eind van de jaren '30 werd het dansen van de boogie-woogie een nationale rage. Bij de boogie-woogie speelt de linkerhand op de piano een strak begeleidingsritme, terwijl de rechterhand allerlei bluesloopjes uitvoert. Boogie werd oorspronkelijk gespeeld in juke joints of tijdens zogenaamde "rent parties", feestjes waarbij door de zwarte huurders een muzikant werd ingehuurd, de opbrengst van het het vertier werd gebruikt om de huishuur te betalen. En omdat er op die feestjes heel wat rumoer was, kreeg de luidere piano de voorkeur om de dans te begeleiden.
Boogie-woogiepianisten waren dus zeer geliefd. Ze trokken niet alleen de dans op gang, ze zongen ook populaire volksliedjes, vertelden verhalen en gaven de laatste nieuwtjes door.

Maar er zat al een tijdje beweging in de boogie, lang voor de piano-virtuozen in 1938 het publiek opzweepten in de Carnegie Hall. Blind Lemon Jefferson bracht in 1926 de "Booger Rooger Blues" en in "Hot Dogs" vertelt hij over een dansfeestje waar hij niet op tijd kon ontsnappen aan een inval van de politie:

Now listen to me. My feet never failed on me but once
That was last Saturday night, down at that booger rooger
On June the Fourth
That law come in
I was... I was fairly choked
He broke up that party
Everybody got away but me
My old feets failed on me then
But you oughta see 'em now

Hot Dogs - Blind Lemon Jefferson

Ook Ed Bell vernoemde in "She's Got A Nice Line" al de "Booger Rooger":

Now, do it. Last time, boy
I want you to do it good this time.
You know how you were doin’ it last Saturday night down at that booger rooger?

She's Got A Nice Line - Ed Bell

De "Booger Rooger" refereert hier duidelijk naar de juke joints waar stevig gedanst werd, en vermoedelijk is er ook een link met het woord "boogie", een "slang" woord waarmee aan het begin van de jaren 1900 de seksueel overdraagbare ziekten bedoeld werden. "Boogie" verwijst dus zowel naar dansen als naar seks. In de "Booger Rooger Blues" pocht Lemon Jefferson dan ook flink met zijn aantrekkingskracht bij de dames.
Nog een stap dichter bij de roots komen we terecht bij de Cherokee indianen. De Cherokees waren doorgaans zeer gematigd en hadden heel wat zedelijke regeltjes in hun cultuur. Maar de nogal bizarre "Cherokee Dance" werd prompt doorbroken door een groep gemaskerde mannen - de "boogers" - die, getooid met phallus-symbolen, heel uitdagend dansten terwijl ze de jonge meisjes en de vrouwen op het feest viseerden. In hun obscene verkleedpartij deden ze zich voor als mannen uit een andere cultuur of een ander ras, vaak als blanken, hen uitbeeldend als seksverslaafde karikaturen. Aangezien Blind Lemon Jefferson veel reisde, is de kans groot dat hij met deze Cherokee-gewoontes in contact is gekomen.

    Clarence "Pintetop" Smith (1904 - 1929)

    Clarence "Pinetop" Smith

    Clarence "Pinetop" Smith
     verwierf zijn bijnaam omdat hij als jongen graag in de bomen klom. Hij werkte in de jaren '20 als zanger en pianist in het Vaudeville circuit en begeleidde onder meer Ma Rainey. Pinetop Smith maakte in zijn bluesritme gebruik van korte stops, een techniek die hij had ontleend aan de ragtime.
    Net voor de jaarwisseling 1928 - 1929 maakte hij een opname van de "Pinetop Boogie Woogie": het nummer werd dé referentie voor de boogie-woogie en concurreert mee naar de titel van één van de eerste rock 'n roll-songs aller tijden. De "Pintetop Boogie Woogie" groeide uit tot een blues-standard.

    Toch was het niet Pinetop Smith die als eerste olie op het vuur van de boogie-machine had gegoten. Smith had zich voor zijn hit gebaseerd op de "Honky Tonk Train Blues" van Meade "Lux" Lewis,  een piano-boogie die een jaar eerder was uitgebracht. De gelijkenis tussen beide nummers is ook geheel niet toevallig: Lewis en Perkins verbleven rond die periode in hetzelfde pension.


    Sonny Boy Williamson I (1914 - 1948)

    Sonny Boy Williamson I
    John Lee Curtis 
    alias Sonny Boy Williamson I (niet te verwarren met Aleck Rice Milller of Sonny Boy Williamson II) maakte furore toen hij als mondharmonicaspeler in de jaren '30 een meer stedelijke, ritmische sound aannam. Waar voorheen het geluid van de mondharmonica verdween in de klank van de ensembles, was Sonny Boy als "vader van de moderne bluesharp" de eerste die de mondharmonica gebruikte als solo-instrument door recht in de micro te blazen, levendige akkoorden te spelen en zijn lichte zang snel te laten volgen op de toon van het instrument.

    Sonny Boy Williamson liet een diepe indruk na op de volgende generaties mondharmonica-spelers.

    Het blijft een bizar verhaal, maar rond 1941 werd de naam van de goedhartige en rustige Sonny Boy Williamson gestolen door zijn eerder felle tot kwaadaardige tijdgenoot Aleck Rice Miller. Rice Miller, nochtans een virtuoos op zich, misbruikte de naam om het publiek te misleiden en aldus zijn carrière als muzikant een boost te geven.

    In 1948 werd Sonny Boy, op weg naar huis van een goktent, slachtoffer van een roofoverval waarbij hij het leven liet. Hij sprak als laatste woorden "Lord have mercy".

    De uptempo-blues "Good Morning Little School Girl" werd opgenomen in 1937. De melodie is herkenbaar uit "Back and Side Blues" van Son Bonds en groeide uit tot een bluesklassieker. In de jaren '60 werd de song uitgebreid gecoverd door grote namen waaronder John Lee HookerLightnin' HopkinsMississippi Fred McDowellMuddy WatersBuddy Guy & Junior WellsJohnny Winter en The Gratful Dead. De rockversie van Don & Bob inspireerde Eric Clapton & The Yardbirds tot hun hit uit 1964.

    Pete Johnson (1904 - 1967)

    Pete Johnson
    Pete Johnson
     begon zijn muzikale loopbaan als drummer, maar vanaf 1926 tot 1938 trad hij op als boogiewoogie-pianist, vaak als begeleider van blues shouter Big Joe Turner

    In 1952 verloor Pete Johnson een vinger bij het wisselen van een autoband, maar toch bleef hij optreden. Johnson overleed in 1958 aan een hersenbloeding. "Oh, Lady Be Good!" is een compositie uit 1924 van George Gershwin en werd in 1947 een hit voor Ella Fitzgerald.   
    Ook de song "Roll 'Em Pete" met Johnson op piano en Joe Turner krijgt een ereplaats in de wedstrijd "eerste rock 'n roll-opname", al beweren sommigen dat het nummer werd gestolen van pianovirtuoos en jazzcomponist Jelly Roll Morton.







    Albert Ammons (1907 - 1949)

    Albert Ammons
    De energieke pianist Albert Ammons werd geboren in Chicago in 1907. Hij leerde piano spelen op twaalfjarige leeftijd.
     
    Op 17-jarige leeftijd ontmoette hij zijn compagnon Meade "Lux"Lewis met wie hij tot in de late uurtjes samen speelde, vaak met vier handen op één piano. In 1936 maakte hij samen met zijn The Rythm Kings voor Decca een opname van "Boogie Woogie Stomp" en "Swanee River Boogie", de succesvolle boogie-woogie signatuur. Ammons groeide uit tot ster van de boogie-woogie waarbij hij het ritmische thema met zijn hamerende linker hand niet enkel op blues maar ook op popsongs toepaste. Ammons maakte aldus duidelijk dat de boogie-woogie kon gebruikt worden voor elke muziekstijl.

    Als duo entertainden Ammons en Lewis heel wat clubfeestjes, tot de heren samen met Pete Johnson in 1938 op uitnodiging van John Hammond schitterden tijdens het concert "From Spirituals to Swing" in de Carnegie Hall in New York. Die dag in 1938 veranderde de boogie-woogie-passie nationaal in een knotsgekke boogie-woogie-rage die meer dan een decade zou duren, tot de Rock 'n Roll de hype overnam.

    Ammons was de vader van tenor-saxofonist Gene Ammons. Hij overleed op 42-jarige leeftijd.


    In 1944 schitteren Pete Johnson en Albert Ammons samen met zangeres Lena Home in de kortfilm "Boogie-Woogie Sweat Dream", een film over een bluesjam in de after-hours van een nachtclub.

    Sister Rosetta Tharpe (1915 - 1973)

    De blues is des duivels. Toch waagde Sister Rosetta Tharpe het reeds in de jaren '30 en '40 om gospelmuziek te dopen in een bad van premature Rock 'n Roll, gebruik makend van venijnig wat oversturing op haar gitaar. Sister Rosetta Tharpe is een ondergewaardeerde legende!

    Onder impuls van haar mama leerde ze op vierjarige leeftijd zingen en gitaar spelen. Als dochter van een zingende evangelist ging ze mee op pad door het zuiden van de Verenigde Staten om het woord van God te verspreiden. Ze was lid van de Church of God in Christ, een kerkgemeenschap die vrouwen aanmoedigde om het geloof zingend en te dansend te vieren. Rosetta Tharpe was een ster en werd als jong meisje bovenop de piano geplaatst om haar ding te doen. Zo verwierf ze al gauw de bijnaam "Little Rosetta Nubin, the singing and guitar playing miracle".

    Sister Rosetta Tharpe
    Rosetta Tharpe werd door haar mama uitgehuwelijkt aan priester Thomas Thorpe, de man die tevens haar manager werd. Tijdens het toeren ontdekte Rosetta echter ook de nachtclubs achter de kerk, tot grote schrik van de kerkgangers onder haar fans, want de Blues en jazz die daar gespeeld werden behoorden tot de muziek van de duivel. Sister Rosetta Tharpe was echter niet te houden en al gauw vloekte ze in de kerk met nummers als het onbeschaamd uitnodigende "Rock Me" (1938) en het expliciete "I Want A Tall Skinny Papa". Aanvankelijk waren de leden van de kerkgemeenschap heel erg geschokt, de charismatische en populaire zuster wist echter snel haar band met de geloofsgemeenschap te herstellen. Later verklaarde ze dat ze contractueel verplicht was om alle nummers die men haar aanbood zonder meer uit te voeren.
    Wat er ook van zij, de controversiële Rosetta Tharpe wist heel wat fans te bekoren. Ze had een eigen toerbus en trok rond met de blanke band The Dixie Hummingbirds, een zeer vreemde combinatie in het gesegregeerde Amerika. Ondanks haar sterrenstatus bleef haar huidskleur parten spelen. Wanneer de leden van The Dixie Hummingbirds bediend werden in een restaurant, werd het Rosetta Tharpe enkel bij uitzondering eens toegestaan om stiekem aan de achterdeur een maaltijd op te pikken.

    Nadat 'The Godmother of Rock 'n Roll" over heel de Verenigde Staten faam had verworven, toerde ze in 1964 door Manchester met de "Blues and Gospel Train". Plots werd de Engelse jeugd geconfronteerd met de verschijning van de swingende non op een perron in Noord Engeland. Ze overdonderde haar publiek met een rauwe, krachtige stem en een ronkende Gibson-gitaar die ze "als een man" bespeelde. Sister Rosetta Tharpe werd aanbeden door latere bluesmuzikanten Chuck BerryElvis PresleyBob Dylan en Johnny Cash.

    In de liefde had Sister Rosetta Tharpe minder succes. Ze had relaties met zowel mannelijke als vrouwelijke partners, maar weinig hield stand. In 1951 werd munt geslagen uit haar turbulente relationele leven: ze huwde voor de camera's in het honkbalstadium van Washington en gaf haar ja-woord voor het oog van maar liefst 25.000 betalende bezoekers, een initiatief van haar platenlabel waar ze mee had ingestemd. De hele ceremonie werd opgenomen op een langspeelplaat. De man die voor die gelegenheid enkele weken voordien werd uitgekozen, benoemde zich meteen ook tot haar manager. Tot overmaat van ramp, want hij liet haar carrière doodlopen. Rosetta Tharpe overleed in 1973 aan een beroerte.

    Ethel Waters (1896 - 1977)

    Ethel Waters werd vermoedelijk geboren in 1986, nadat haar Afro-Amerikaanse mama als tiener verkracht werd. Ethel groeide op in diepe armoede en zonder familiale affectie. Ze trouwde op haar dertiende, maar stapte al gauw uit het huwelijk omdat ze mishandeld werd. Toen ze zeventien was liet ze zich overhalen om twee liedjes te zingen op een verkleed bal. Haar publiek was dermate onder de indruk dat ze een contract kreeg om te werken in het Lincoln Theatre in Baltimore waar ze als eerste de "St. Louis Blues" van W.C. Handy op het podium vertolkte. 
    Ethel Waters

    Ethel Waters toerde onder de naam "Sweet Mama Stringbean" in het vaudeville-circuit en werkte naar eigen zeggen "from nine until unconscious". Ze verwierf al gauw veel faam en aanzien en werkte ook in dezelfde club als Bessie Smith. Bessie eiste echter dat Ethel Waters geen blues zou zingen om competitie te vermijden. Waters was flexibel en bracht zonder enige moeite ballads en pop-songs. Ethel Waters maakte in die periode ook deel uit van de "Harlem Renaissance".

    In de jaren '20 was Ethel Waters beroemd omwille van haar groot stembereik en de trage vibrato in haar zang. Haar stijl was ook zachter en subtieler dan die van haar tijdgenoten Bessie Smith en Ma Rainey. Ze werkte ook samen met enkel grote namen uit de jazz-wereld, zoals Duke Ellington en Benny Goodman. Ethel Waters maakte opnames voor het "Black Swan"-label en wist met haar nummer "Down Home Blues" de platenfirma tijdelijk van het faillissement te redden: de song verkocht in 100.000 exemplaren en bekroonde Ethel Waters met de titel van best betaalde zwarte artieste. Black Swan werd later overgenomen door Paramount. In 1933 zong Ethel Waters het nummer "Stormy Weather", naar eigen zeggen "from the depths of the private hell in which I was being crushed and suffocated". Ethel Waters speelde ook een rol in verschillende films en was in 1939 de eerste zwarte artieste met een eigen televisie-show, "The Ethel Waters Show".

    In tegenstelling tot haar tijdgenoten uit de "Roaring Twenties", wist Ethel Waters zich ook te handhaven tijdens de economische depressie van de jaren '30. In 1955 zat Ethel Waters echter diep in de rats. Ze werd opgejaagd door de IRS ("Internal Revenue Service") omwille van auteursrechten, ze verloor een gigantische som bij een roofoverval en ze ondervond problemen met haar gezondheid. Ze wist zich rechtop te houden dankzij haar geloof. Ethel Waters overleed in 1977 aan de gevolgen van baarmoederkanker.

    In 1933 bracht "Ethel Waters" ook het aangrijpende nummer "Suppertime" waarin ze haar kinderen moet vertellen dat hun papa nooit meer naar huis zal komen... vermoedelijk omdat hij gelyncht is.


    Memphis Minnie (1897 - 1973)

    Lizzie Douglas werd geboren in Louisiana in 1897 en groeide op in Mississippi waar ze door haar ouders met de bijnaam "Kid" werd aangesproken. Toen ze acht jaar was kreeg ze een gitaar als kerstcadeau. Ze leerde banjo en gitaar spelen, toen ze dertien was liep ze weg van huis naar Memphis waar ze op Beale Street ging optreden onder de naam Kid Douglas - haar schamele inkomen vulde ze aan als prostitué.

    Memphis Minnie
    In 1929 huwde ze haar tweede echtgenoot "Kansas" Joe McCoy, beide artiesten trokken door de straten waar ze ontdekt werden door een talentscout van Columbia Records die hen uitnodigde naar New York. Voor Columbia brachten ze platen uit onder de naam Kansas Joe and Memphis Minnie. "Bumble Bee" werd eerst opgenomen bij Columbia, maar niet op de markt gebracht. In 1930 zong Memphis Minnie het nummer opnieuw voor Vocalion, "Bumble Bee" werd één van haar grootste hits.
    In 1935 verbrak Memphis Minnie haar relatie met Kansas Joe. Na haar echtscheiding experimenteerde Memphis Minnie met bredere muziekstijlen, onder meer bijgestaan door haar derde echtgenoot Casey Bill Weldon. In 1939 huwde ze Little Son Joe aka Ernest Lawlars, een gitarist die Minnie's gitaar meer ritmische ondersteunde. Memphis Minnie had een krachtige stem, een breed en verhalend repertoire en bezat voldoende gitaarskills om als vrouw te handhaven in een mannenwereld en in een periode van economische depressie. Toen Memphis Minnie in 1941 "Me and my chauffeur blues" uitbracht, speelde ze op een elektrische gitaar.

    Toen de jaren '50 aanbraken, sukkelde Memphis Minnie met gezondheidsproblemen en trok ze zich terug uit de muziekbusiness. In 1960 belandde Memphis Minnie in een rolstoel na een herseninfarct. Toen haar echtgenoot een jaar later overleed, had ze niet voldoende middelen om te overleven. Dankzij een oproep in een muziektijdschrift kreeg ze geld toegestuurd van haar fans. Ze overleed in 1973.

    Sonny Terry & Brownie McGhee

    Met de verstedelijking en de industriele revolutie werd ook de trein een zeer aantrekkelijk transportmiddel. De trein was het symbool van de vrijheid, van reizen naar verre onbekende streken en steden. "Lonesome Trains" is een prachtig nummer van Sonny Terry & Brownie McGhee. "Train rhythms" gespeeld op mondharmonica zijn nog steeds heel populair in de bluesmuziek.

    From Spirituals To Swing

    In december 1938 organiseerde platenproducer John Hammond, ter nagedachtenis aan Bessie Smith, een concert in de Carnegie Hall in New York met de titel: “From spirituals to swing, an evening of american negro music”. Op dit concert was de blues stevig vertegenwoordigd met grote namen als Sonny TerryBig Bill BroonzyIda Cox en enkele belangrijke boogie-woogiesterren van het ogenblik. Albert Ammons begeleidde er Sister Rosetta Tharpe en Big Bill BroonzyHammond had de intentie om ook Robert Johnson te programmeren, de legendarische blueszanger bleek echter overleden kort voor de aanvang van het concert.

    Het populaire concert telde meer dan 3000 aanwezigen en kreeg zeer lovende kritieken in de algemene pers. Twee weken later richtte Alfred Lion, één van de aanwezigen, het platenlabel "Blue Note Records" op met solo-opnames van Albert Ammons. Er volgde een tweede gelijkaardig concert een jaar later. 

    In New York speelden Albert Ammons en Meade "Lux" Lewis vaak samen met Pete Johnson en blues shouter Big Joe Turner. Het viertal werd de grote sensatie van de avond en zou de komende jaren in nog vaak in wisselende bezetting samenwerken.

    Boogie Woogie

    Boogie Woogie is een pianostijl waarbij de pianist met de linker hand een strakke baslijn in 6/8 speelt, terwijl de rechter hand daarover een decoratieve melodielijn plaatst. De eerste boogie-woogie opname kwam van Pinetop Perkins, de "Pinetop Boogie Woogie" uit 1928. 

    Roll 'Em Pete - Big Joe Turner


    Bb Bm B

    Wat volgt